zondag 14 februari 2010

Carnaval

Pieter Breugel
Carnavalsviering
Van alle oeroude volksfeesten wordt één er nog vrij algemeen gevierd: carnaval. De christelijke kerk heeft het niet willen of kunnen uitroeien. Het gaat terug tot de oude mysteriefeesten: de strijd tussen de god van het kwaad en die van het goede, tussen winter en zomer, tussen duisternis en licht, tussen ons voertuig-ik en ons onvergankelijke Zelf.De Germanen hadden in het prille begin van de lente uitbundige vreugdefeesten. De Zon keert terug in het leven van de aarde, om de onder doeken verborgen godin van de aarde te eren. Allen waren vol verwachting, er was nergens strijd, men kleedde zich met nieuwe kleren, wierp doeken om het hoofd.Om klokslag 12 in de vastennacht gaat het uitbundige carnavalsfeest over in de ingetogenheid van aswoensdag. Een tijd van vasten en versterving, van voorbereiding op het hoogfeest van Pasen begint. En dan kunnen wij Hem beleven als de verheerlijkte Zonnegeest op de berg Tabor. Het oude mysteriefeest van carnaval vertelt ons dat we elkaar hernieuwd mogen ontmoeten. Onze menselijke verschijning, ons fysieke voorkomen, onze hebbelijk- en onhebbelijkheden zijn slechts voertuigen, schepen op de aardse levenszee. Het woord carnaval komt van carrus navalis: scheepswagen, of carrus nervalis: wagen van nieuwkeus. Met het verkleden wil men uitdrukken: ‘Kijk, dat wat ik áánheb, wat jullie zien met je lichamelijke ogen, is niet het belangrijkste. Probeer mij-Zelf te zien.’ Door het verkleden beleven wij sterker ons Zelf, ons betere Ik, want wat ik ook draag, welke rol ik ook speel – Ik blijf mijn eigen onvervreemdbare Ik.Wij verbergen met carnaval gedurende een korte tijd onze eigen persoon achter een andere persona (masker). Niet om ons Zelf te vergeten en de ‘bloemetjes’ buiten te zetten, maar om de moed op te kunnen brengen in de ‘Faselnacht’, de vruchtbare nacht, onze maskers af te rukken en in eerbied en bewondering elkaar werkelijk te zien. Hiertoe zijn wij alleen in staat door de kracht van de weder-kerende Christus.

Website Vrije School Venlo






















Carnaval - een piepjong feest met oeroude wortels


Het huidige carnaval met de bijbehorende rituelen is relatief jong, hoewel men in de Middeleeuwen al sprak van de ’vastenavondviering’: aan de vooravond van de vastentijd (die voorafgaat aan Pasen) vierden de mensen nog één keer luidruchtig feest met veel spijs en drank. De zevende zondag vóór Paaszondag is carnavalszondag.

De vele Prinsen Carnaval nemen op carnavalszaterdag of -zondag voor drie dagen op rituele wijze de macht van de burgerlijke autoriteiten over in dorpen en steden en vieren met hun ’onderdanen’ de tijdelijke vestiging van hun narrenrijk.
Carnavalsvierders verkleden zich en nemen in een driedaagse carnavalsroes bezit van de straat en de cafés. Op één van de carnavalsdagen trekt de optocht door de straten, de zegetocht van Prins Carnaval. En op carnavalsdinsdag rond middernacht wordt in veel plaatsen in een collectief afsluitingsritueel afscheid genomen van het narrenrijk en zijn Prins. Carnavalsmascottes en symbolen worden dan verbrand, begraven of verdronken. Op aswoensdag wordt het dagelijkse leven weer opgepakt.
De machtsovername van Prins Carnaval wordt grondig voorbereid, door de vele carnavalsverenigingen in Nederland. Het ‘voorseizoen’ begint al op 11 november (de elfde van de elfde). Prins Carnaval verschijnt alvast ten tonele, in publieke zittingen worden de burgerlijke autoriteiten op de korrel genomen, een carnavalslied wordt tot volkslied van dat jaar gekozen en de carnavalsstemming wordt opgebouwd.
Er zijn twee historische visies op het carnavalsfeest. Volgens de eerste is het een van oorsprong heidens lentefeest. Koning Winter moest verdreven worden en ruim baan maken voor de Vruchtbaarheid. In de middeleeuwen zou de katholieke kerk dit heidense feest gekerstend hebben en opgenomen in de liturgische jaarkalender.
Volgens de tweede theorie was de rooms-katholieke kerk de initiatiefnemer. Zij zou het feest in de Middeleeuwen hebben ingesteld om de drempel naar de vastentijd te verlagen. Carnaval was een ‘anti-schepping’, die de afkeuring van een leven met een puur aards karakter moest opwekken. Door de mensen enkele dagen heel concreet en aanschouwelijk te tonen én te laten ervaren wat het betekent als de duivel, heksen, narren, de anti-christ en het eigenzinnige in de mens regeren, had het feest een opvoedende functie voor de zogenoemde 'gewone gelovigen'.
In de zestiende eeuw kwam in Nederland een eind aan de openbare en massale carnavalsviering, vooral door de Reformatie. De vastenavond werd als een 'Roomsche superstitie' beschouwd, en met verboden de kop in gedrukt. Maar ook in het katholieke zuiden nam de deelname aan het feest af.
Met uitzondering van een aantal plaatsen in Limburg en Noord-Brabant waar in de negentiende eeuw de organisatie van carnavalsvieringen weer werd opgepakt, is de overgrote meerderheid van de carnavalsverenigingen opgericht na de Tweede Wereldoorlog.

Bron: Meertens Instituut






















Carnaval - Fusien van de Ent


In de winter in de twaalf heilige nachten en in januari gaat Vrouw Holle rond. Vrouw Holle: gebiedster over het rijk van het leven tussen geest en stof. Zij waakt over de levende wezens voor zij geboren zijn, waakt over het zaad in de grond. Over de levenskrachten vormkrachten of etherwereld waakt zij, waar de dwergen, nimfen, elfen en vuurwezens werken. Naarmate de zon. stijgt en meer kracht krijgt, worden ook de leven-vormgevende krachten in en om de aarde actiever. Niet alleen in de aarde, ook in de mens. Er wil van alles gaan ontstaan, ook in ons: lichamelijk, maar ook innerlijk willen we zelf actief worden, allerlei vorm gaan geven: februari de maand van de schoonmaak, de reiniging van buiten en van de ziel. De reiniging is ook nodig wanneer je iets nieuws wil laten groeien.
En dan vieren we carnaval: een uitgelaten, warm gemeenschapsfeest, een feest waarin je eens een heel andere persoon kan zijn dan gewoonlijk. Een feest waarin je elkaar een spiegel voor kan houden, de waarheid zeggen. Een feest waarin de draak gestoken wordt met alles wat normaal is. Dus een op z'n kop zetten, uitschudden en zien wat er wezenlijk uit tevoorschijn komt.
Carnaval, het woord heeft vele mogelijke oorsprongen:
Game vale - vaarwel vlees - zei men vroeger, in verband met de vastentijd
erna.
Carne elevare - vlees optillen – i.v.m. de zondag vóór de vasten: Dominica Carnelevalis.
Carrus navalis - de scheepswagen - de blauwe schuit in alle carnevals optochten
 Al die mogelijkheden om het woord carnaval uit te leggen, hebben zin, hebben met carnaval te maken.


Carnaval is een oeroud feest. In heel oude overleveringen van rituele feesten vinden we ommegangen, vinden we 'scheepswagens', dansen en uitgelatenheid, Onder andere in Babylon, Mesopotamië, Griekenland en hier in noord Europa. Tacitus, de Romeinse geschiedschrijver, schreef in 98 v.C. hoe de godin Nerthus over het water naar het land kwam en vrede, blijdschap en vruchtbaarheid bracht op het land. P.C. Hooft vertaalde het zo:
"Ende daer is niet merklijx bij elk be onder, dan dat zij in't gemein Nerthum, dat is de Aerde Moeder eeren, en waenen dat die zich met de menschelijke dingen vermengt, zich onder de volken invoeren laat. In zeker eilandt des Oceaens is't Kuische Bos, aldaer een gewijde waeghen, overdekt met een kleedt, den welken aen te raeken slechts eenen priester toegelaten is. Die verstaet het ende volght met groote eerbiedenis haer nae, die gevoert wort van twee koeyen. Vrolijke daeghen zijn het dan: alle plaetsen in feeste, die zij verwaerdight met haer' aankomst en herberghing. Z'en gaen niet ten oorloghe, laeten de waepene af, alle ijzer is opgeslooten. Pais en rust zijn dan alleenlijk bekent, dan alleenlijk bemint, totdat de zelfste priester de godin, verzaedight van't verkeeren met de menschen, weder in de tempel levert. De waeghen thans, en de kleeden, ende, zoo ghij't geleoven wilt, de godtheit zelf, wordt in een' heimelijke meere, afgewasschen. Den dienst doen slaaven, die de zelfste meere terstondt verzuypt….”


Rudolf Steiner zei over de mededeling van Tacitus, dat deze jaarlijkse Nerthus cultus bij de Germaanse volkeren eigenlijk een herinnering was aan het afdalen van de mensenziel in het lichaam: de herinnering aan het eerste incarneren van de zuivere mensenzielen. Het ongeborene komt over het water ­ uit de wereld van het stromende, bewegende - op het land: zal vaste vorm aannemen. Tacitus noemt Nerthus: d'aerde moeder. En zo heeft zij ook een voortzetting in Vrouw Holle, die de ongeboren zielen onder haar rokplooien heeft.





Voor meer informatie kijk op:


http://www.zonnejaar.nl/


Hier vindt jij o.a, ook een artikel van Mirjam Chamuleau over de schilderij van Bruegel hierboven, en wat hij daarin heeft uitgebeeld.


maandag 1 februari 2010

Maria Lichtmis

Maria Lichtmis


Lied passend bii Maria Lichtmis

Kom neem je lichtjes in de hand,
kom naar buiten met je licht.
Nu de zon weer rijst en de dag weer lengt, krijgt natuur een nieuw gezicht.
In de herfst stak je je kaarsje aan
in het donker van de knol.
Van harte door de kerst gesterkt,
schijnt het nu zo liefdevol.
Kom water neem ons licht nu op,
laat het schijnen in je stroom.
Laat het stralen saam met sterrenglans in de groei van elke knop.
Draag ons kleine licht als spiegelbeeld naar het grote licht omhoog,
dat zon en maan en hemelboog
het beamen met hun schijn.

J.D. van Mansvelt



Het feest is 40 dagen na Kerstmis. Bij de Joden is dat de dag na de bevalling voor het eerst naar de tempel gaat om zich te reinigen en een schaap en een duif te offeren. In de Middeleeuwen werd Maria Reiniging vooral een lichtfeest waarbij in de kerk kaarsen werden gewijd en aangestoken. Hieraan ontleent het feest zijn naam. De brandende kaarsen werden in processie de kerk rondgedragen en meestal werd ook om de kerk of om de parochie heen gelopen.. De lichtmiskaarsen werden na de processie mee naar huis genomen om met kaarsvet boven de deur, in huis en in de stallen een kruis aan te brengen, zodat de Heiland mens en dier het hele jaar zou beschermen. Met dit feest sluiten we de grote Kersttijd, die we met Sint Maarten begonnen, af. Met Sint Maarten brachten we met onze lampion het licht naar binnen en met Maria Lichtmis is het een mooi gebruik om ’s morgens het licht naar buiten te brengen.. Op school worden alle stompjes, die nog over zijn opgebrand of we laten ze uitwaaien. We kunnen het licht missen en brengen het naar de voorzichtig ontluikende natuur.


Pannenkoeken eten met Lichtmis is vooral een gebruik in Noord-Europa.















Het vrouwelijke elementTekstkleur

2 Februari is het begin van het nieuTekstkleurwe natuurjaar, de uitademing van de aarde begint weer. Noors: Jule
De natuur gaat ontluiken, de sapstroom komt weer op gang; voor de kinderen gebruiken wij de beelden van Moeder Aarde die haar zaadkindjes straks weer aan het werk zal zetten.. Maar vooreerst liggen zij nog even te slapen onder de aarde. Er is wel de verwachting van een nieuw ontwaken.

Wij kennen twee Maria’s: de Paradijselijke Eva Maria (Lucas)
en de koninklijke Sophia Maria (Mathias)

Eva Maria verzinnebeeldt de hemelse reinheid; naïviteit, onschuld; binding met de natuur,
liefde behoedt de kosmos; Marjatta?
Sophia Maria: aardse wijsheid via ervaring, geschiedenis; kennis en cultuur wijsheid uitgestroomd vanuit de kosmos Ilmatar?

Anthropos = mens

In het Finse epos (Kalevala) is er 4 maal spraken van een moeder:

Moeder van de aarde zoon - Ilmatar. De watermoeder tilt haar knie uit het water, schept de aarde en geeft geboorte aan Wainemoinen. De mens en de schepping (aarde) zijn met elkaar verbonden.

Moeder van het leven (levenskrachten) - Lemnikainen’s moeder; zij zoekt ook haar kind. Ze vindt het in stukken gebroken in de rivier, haalt het er uit en heelt het (vgl. Isis uit de Egyptische mythologie)

Moeder van de dood – Kullervo’s moeder; bij deze held sterft alles. De krachten van de dood overheersen.

Moeder van de mensenzoon – Marjatta; haar kind heeft geen naam, zij noemt hem Bloempje, vreemden noemen hem Nietsnut. Ook zij zoekt naar haar verloren kind. Wanneer zij hem vindt doopt zij hem en noemt hem Koning van Karjala = de wereld. Zij is vertrouwd met twee werelden en beweegt heen en weer tussen deze.
In de Keltische legende van Bridget daalt de godenmoeder af in de aarde. Ze draagt een mantel van zilveren mist. Bride ondergaat een inwijding en maakt de geboorte van Jezus mee. Zij wordt zijn pleegmoeder.

In de Egyptische mythologie wordt er vertelt over Isis (wijsheid), draagster van het leven; haar man Osiris (zonnezoon) en haar kind Horus. Seth laat Osiris in de Nijl verdwijnen. Hij wordt uit het water gered en weer naar huis gebracht; daarna in 14 stukken gehakt en in de aarde begraven (dus deze kracht wordt opgenomen in de aarde!) Ahriman houdt de aanwezigheid van de zonnegod verborgen voor de mens. Isis en haar kind beleven het mee; Isis (wijsheid) is aanwezig.
Onze tijd is een herhaling van de Egyptische tijd, maar in het tegenbeeld. De zonnezoon is al opgestaan. Lucifer houdt de ware opdracht van de mens voor hem verborgen. Wij herkennen de Christus niet. Kennis is bewustzijn; kennis kan weer naar boven komen.
Er is de stroom van de Geestelijke wereld, paradijselijke substantie, ongeschonden, niet door de aardse aangeraakt; rein en zuiver. (Eva Maria/ Marjatta)De Maria die sterft, laat iets uit haar ziel overgaan in de andere Maria. Daardoor wordt deze stroom met de andere stroom (de aarde) verbonden.
Dan is er de generatiestroom, de koninklijke stroom; door de ervaring wordt wijsheid verworven, het is door de mensheid heengegaan. Sophia Maria (zij draagt de woorden-wijsheid- in haar hart) Ilmatar is een zinnenbeeld van de aardse ervaringskrachten.

In de natuur worden de eerste zonnekrachten in de aarde ontvangen in deze tijd van het jaar, wij zien de eerste tekenen ervan zichtbaar worden; ook de mensheid zit in deze fase; het moet wakker worden voor de werkende krachten vanuit de geestelijke wereld! Individueel is het ook de tijd om herboren te worden. Wij moeten bewustzijn verkrijgen over wat wij als mensen werkelijk zijn en wat de mensenzoon te betekenen heeft voor de mens. Ware mens & kennis.

Antropo-sophia

BEWUSTZIJN

Aantekeningen bij: Zonnewagen cursus, Lidwien van Geffen












Over de eerbied Ida Gerhardt

Gij moet het eenzaam laten,
het zaad dat ligt te slapen
Dit eerstelingsbewegen
van leven binnen leven,
vermijd het te genaken.
Laat het stil in zijn waarde,
zaad in de donkere aarde;
zaad in de donkere aarde.
Het zal groen ontwaken.

Fragmenten uit 'De Kleine Johannes'
Van Frederik van Eeden (1885)
Mirjam Chamuleau

Johannes ontmoet aan de waterkant 'Windekind', een elfachtig wezen, dat hem meeneemt op een tocht door bloemen- en dierenland:


–"Het belooft een genoeglijke avond te worden", zei de de glimworm onder 't voortgaan, "Er zijn al veel gasten. Gij zijt elfen naar 't mij toeschijnt niet waar?" "Gij kunt ons als elfen aandienen", antwoordde Windekind. "Weet ge dat uw koning van de partij is?" ging de glimworm voort. "Is Oberon hier? Wel, dat doet mij recht veel genoegen", riep Windekind. -


–"Nu Johannes, nu hebben we ook mensen gezien, waarom lacht gij niet om hen?" "Ach Windekind, zijn alle mensen zó?" "O er zijn er nog veel erger en lelijker. Soms razen en tieren zij en vernielen al wat mooi en heerlijk is. Zij hakken bomen om en zetten er plompe vierkante huizen voor in de plaats. Zij vertrappen de bloemen moedwillig en doden voor hun vermaak elk dier. In de steden waar zij opeen kruipen is alles vuil en zwart en de lucht bedompt en vergiftigd door stank en rook. Zij zijn geheel vervreemd van de natuur en hun medeschepselen.


Gij hoeft niet bij de mensen te blijven als u dat verdriet doet. Gij kunt hier wonen en mij altijd vergezellen. Ik zal u overal brengen, op de bodem van het water tussen de waterplanten, in de paleizen van elfen en de woningen van kabouters. Wij zullen leven van bloemengeur en met de elfen in het maanlicht dansen".-


-"Hoe komen de bladeren van de Esdoorn zo zwart gevlekt?" "Ja, dat doen de kabouters ook", zei Windekind. Johannes werd nieuwsgierig naar die kleine vlijtige kabouters, en hij liet Windekind beloven hem bij één van hen te brengen. -


-"Nu, ik zal u aan Wistik voorstellen, dat is de oudste en wijste der kabouters." Dichterbij gekomen zag Johannes hem bij zijn kaarsje zitten. Duidelijk kon men het gerimpeld gezichtje met de grijze baard onderscheiden.






Elementenwezens 1
Alice Woutersen


Moeder Aarde, Vrouwe Wijsheid, wortelmannetjes, bloemenkindertjes, nymphen, elfen, spoken......dit zijn woorden die wij gebruiken, maar weten we wel wat ze in werkelijkheid inhouden? We komen niet verder dan een vermoeden.

Vrouwe Wijsheid is de wijsheid die ten grondslag ligt aan de gehele schepping; Moeder Aarde is de schepping. In wezen kan de een niet zonder de ander en zijn ze één. (zie artikel 'Moeder Aarde!').


De Grieken benoemden Moeder Aarde in haar vier elementen: aarde (= alles wat vast is), water (= alles wat vloeibaar is, dus ook bv vloeibaar ijzer), lucht (= alles wat gasvormig is) en vuur (= uitstralende warmte). In deze vier elementen werken krachten. Krachten die het mogelijk maken dat aarde vast is, water stroomt, enz. Deze krachten, die volgens ijzeren wetmatigheden verlopen, werken ook in mensen, dieren en planten. De aarde is ermee doortrokken, en wij ook.


Stel je voor dat de zwaartekracht plots ophoudt zwaartekracht te zijn, scheikundige reacties anders gaan verlopen en de aarde stopt met draaien... op dat moment is ons bestaan als mens op aarde afgelopen!


Rudolf Steiner vertelt in zijn voordrachten (GA 230) dat achter al deze krachten wezens staan, die volgens vaste wetmatigheden hun taak uitvoeren. Deze wezens worden met een verzamelnaam Elementenwezens genoemd. Het is ook werkelijk een verzamelnaam, want deze wezens zijn heel verschillend van aard.


Hun werk vind je terug in alle denkbare processen, natuurkundige wetmatigheden, en in alles wat leeft, zij zijn de arbeiders, die in opdracht van hogere wezens het werk uitvoeren.


Wij kunnen hun werk waarnemen, maar zijzelf zijn onzichtbaar voor het gewone oog. Wel kunnen mensen met de juiste helderziende vermogens zulke wezens waarnemen, vooral diegenen die in de natuur werken.
De vroegere kruidenvrouwtjes, die deze vermogens nog bezaten, leerden van deze wezens welke kruiden al of niet geneeskrachtig waren.


De natuurwetenschappers daarentegen onderzoeken de wetmatigheden die ten grondslag liggen aan alles wat wij met onze gewone zintuigen kunnen waarnemen.
We moeten ons realiseren wat voor een enorme verdienste het van de mensheid is, dat zij zich zo ontwikkeld heeft, dat zij de materie om haar heen objectief kan onderzoeken, meten en gebruiken. Het objectief kunnen denken is een stap in de ontwikkeling van de mens naar vrijheid.


In de Russische sprookjes van de Baba Jaga vind je ook aanduidingen voor deze wezens die achter deze krachten werken, zoals in 'Wassilissa en haar pop': de witte, rode en zwarte ruiter ('mijn lichte dag', 'mijn rode zonnetje', en 'mijn donkere nacht'), en de handen die al het werk doen in het huisje van Baba Jaga.


De elementenwezens werken echter niet alleen buiten ons maar ook in ons zelf. Zij zorgen ervoor dat alle onbewuste processen in ons zo verlopen dat we zo gezond mogelijk zijn. Helaas verstoren wij deze processen vaak door ons eigen gedrag (verkeerde leef- en voedingsgewoonten).


Een illustratie hiervan vinden we in het sprookje van Sneeuwwitje: de zeven dwergen houden het (ons) huisje keurig schoon en netjes, tot Sneeuwwitje het verstoort ('wie heeft er van mijn bordje gegeten'.... enz) Gelukkig kunnen we ook in harmonie met hen leven en zo gezond blijven.


Al deze wezens werken vanuit de voor ons niet zichtbare wereld, die aan onze zichtbare, fysieke wereld grenst. Zij werken vanuit de etherwereld en staan in dienst van hogere wezens wier opdrachten zij uitvoeren, want dat is hun werk: arbeider zijn.

Kunnen wijzelf deze wezens waarnemen? Iemand die de juiste gave van helderziendheid bezit zegt: je kunt ze het beste waarnemen op de grensvlakken van twee elementen: aarde-water, water-lucht, enz. Maar de meesten zullen vragen: hoe dan?


Ursula Burghard beschrijft in haar boekje 'Karlik' ontmoetingen met elementenwezens. Zij vertelt dat zo'n ontmoeting een zielenervaring is, die zo duidelijk kan zijn dat je deze ervaring in een beeld kleedt. In het begin zal zo'n beeld subjectief gekleurd zijn en vertonen deze wezens vaak menselijke trekken. Door deze ervaringen steeds eerlijk en onbaatzuchtig tegemoet te treden, wordt het beeld steeds zuiverder, en ervaar je het als droombeelden, maar dan terwijl je wakker bent.


Hoewel de meesten van ons niet tot beeldervaring komen, kennen we allemaal wel zulke zielenervaringen op bepaalde plaatsen in de natuur: in een eenzaam bos, in een stuk ongerepte natuur, of in een geheimzinnig dalletje met een kabbelend beekje. En allemaal kennen we dat blije gevoel bij het zien van een bloesemboom vol zoemende bijen. Ervaren wij de sylfen (elfen) die de bijen naar de bloesem leiden, opdat zij daar honing gaan drinken?

Rudolf Steiner beschrijft hoe tijdens dat drinken er een aura rond de bloem ontstaat, en dat deze aura weer voeding voor de sylfen is.


Elementenwezens kunnen ook met je spreken. Dit geldt vooral voor gnomen: denk bijvoorbeeld aan de dwergachtige mannetjes in sprookjes (o.a. Het water des levens, Grimm).


Ursula Burghard beschrijft dat dit geen rechtstreeks spreken is, maar dat je het net zo ervaart als de naklank van woorden die mensen tegen je gesproken hebben. Deze naklank vertaal je zelf dan weer in woorden. Je ervaart als het ware wat zij denken en voelen, in jezelf. Zo kunnen deze wezens je helpen door middel van ingevingen. Maar ook hier geldt dat je ze alleen kunt ervaren als je je voor hen open stelt en hen met eerbied en bewustzijn tegemoet treedt.


Uit eigen ervaring weet ik dat ik vaak geholpen word, vooral bij lezingen, en daar ben ik heel dankbaar voor. Maar hoe dat werkt en wie of wat mij dan inspireert weet ik niet. Wel weet ik dat ik zelf steeds verantwoordelijk ben voor wat ik vertel.

Elementenwezens zijn de arbeiders die daadwerkelijk ervoor zorgen dat wij ons
op deze aarde kunnen ontwikkelen en er kunnen leven. Zij zorgen er met enorme
trouw voor dat alles groeit, bloeit en vrucht draagt.


Zij zijn de harde werkers in de natuur en zij doen hun werk nauwgezet.
En wat doen wij? Wij negeren ze en zeggen dat ze niet bestaan!


Zou een beetje openheid, dankbaarheid en aandacht voor de elementenwezens ons niet sieren?


Zoals in het voorgaande wordt beschreven, werken de elementenwezens in alles wat ons omringt. In de verzameling voordrachten van Rudolf Steiner: 'Natuurwezens' wordt een tipje van de sluier opgetild en ons een blik gegund in de 'etherwereld': een veelheid van soorten wezens treedt ons daar tegemoet. Vier voorbeelden van het werken van elementenwezens wil ik noemen.


l. De elementenwezens en de planten.


Wanneer je het wonder van de ontwikkeling van een plant wilt ervaren, kan je een boon op vochtige aarde leggen en iedere dag een tekening maken van wat je ziet.


Eerst komt er een klein worteltje tevoorschijn dat zich in de aarde dringt, zich stevig vastzet en dan de hele boon omhoog tilt: de plant richt zich op. Dit hele proces dat zich hier in het vochtige aarde element afspeelt, is het werk van de wortelwezens of gnomen.
Het wortelstelsel van de plant is hun werkterrein; zij zorgen voor de aanvoer van water, mineralen ed. en voor de oprichtende kracht van de plant. Deze oprichtkracht drukt het verlangen van de gnomen uit naar kosmische wijsheid die via de plant tot hen komt.


Wanneer de plant zich gaat oprichten komt hij in het vochtige luchtelement. De gnomen zorgen voor de 'worteldruk', maar nu voegen de nimfen zich erbij. Als chemici weven zij als het ware stengel en bladeren uit water, mineralen, koolzuurgas en licht. De bladeren zijn onderaan de stengel grof en aards, maar hoe hoger aan de stengel, hoe fijner ze worden.


En wanneer er dan genoeg licht aanwezig is ontstaat door samenwerking van de nimfen-chemici en de elfen, die in het lucht-licht element leven, de bloei. Niet voor niets wordt er gezegd dat elfen (sylfen) de bloemen omzweven.


En dan, in het element van de warmte onder leiding van de vuurwezens, vindt de vruchtvorming plaats. De peul groeit, rijpt, springt open en de boon valt op de vochtige grond, waar de gnomen hem weer zullen verzorgen.


(Wie zich hier verder in wil verdiepen, raad ik het boekje aan van R.van Romunde: Planten waarnemen, elementenwezens ervaren.)


2. Elementenwezens in de mens.


Terwijl de etherwereld rond de aarde bestaat uit een voor ons verwarrende hoeveelheid elementenwezens, lijkt het etherlichaam van de mens een geheel. Maar ook daarin werken vele wezens.


Zij werken zo samen dat het een geheel lijkt, zoals stenen in een muur. Ieder mens heeft een eigen relatie tot deze wezens. Anders gezegd: mijn etherlichaam is de uitdrukking van mijn relatie tot al die wezens die de levenskrachten dragen waardoor ik leef.


Bij iedere geboorte gaan wij een eigen relatie aan met bepaalde elementenwezens. Geholpen door hogere wezens treedt ons ik op als architect. Ons astraallichaam is de bouwmeester en in ons etherlichaam zijn het de elementenwezens die als niet zichtbare bouwvakkers ons lichaam uit fysieke bouwstenen opbouwen.


Dit opbouwen van het lichaam in de kindertijd gebeurt onbewust. Bij het wisselen van de tanden komen er etherkrachten vrij, die dan voor andere dingen, bv het denken, gebruikt kunnen worden. Dit alles was ook al bekend in de oude Germaanse mysteriën.


In de Edda (lied van Grimnir) wordt verteld dat Freyr, de god van de vruchtbaarheid en het vrije denken, als 'tandgeschenk' (het gebruik om bij het wisselen van de eerste tand een geschenk te geven) Alfenheim krijgt. Alfen zijn de elementenwezens (Alfenheim-rijk der elementenwezens). Later werd alf tot elf en verloor het woord zijn ruimere betekenis.


3. Elementenwezens en onze hedendaagse cultuur.


Als wij aan elementenwezens denken komen er beelden van kabouters en elfjes ed. bij ons op; heel sprookjesachtig, maar wel een beetje naief.


Heel vroeger, toen de mensen nog een dromend bestaan leefden, werden zij vanuit de mysteriën geleid en beschermd. De Edda beschrijft hoe de goden met de elementenwezens werkten (ze kregen ook geschenken van ze, zoals de hamer van Thor). Later konden ook de ingewijden met de elementenwezens werken.


Er is een ijzeren kosmische wet, die inhoudt dat de wezens waar eens de goden mee werkten uiteindelijk in het bereik van de mensen komen. Dit is ook de reden waarom Rudolf Steiner ons oproept bewustzijn te ontwikkelen voor deze wezens.


Niet alle elementenwezens zijn lief en aardig. Het is afhankelijk van hoe wij met hen omgaan of ze ons helpen of tegenwerken. Het is een kwestie van bewustzijn.

Eens moesten de goden gaan samenwerken met elementenwezens die geboorte en dood veroorzaken. Deze wezens zijn niet geïnteresseerd in het welzijn van de mens, maar juist in het tegenovergestelde.


Rudolf Steiner wijst erop dat sinds vorige eeuw deze wezens in het bereik van de mens zijn gekomen en dat zij ons zo kunnen inspireren, dat de zogenaamde welvaart alles behalve het welzijn van de mens dient. Deze dienaren van Ahriman inspireren ons tot technische ontwikkelingen. Op zich is dat niet erg, als wij mensen daar maar innerlijke impulsen tegenover stellen.


Het gaat om onze innerlijke ontwikkeling, het van deugden en het leren in overeenstemming met de werkelijkheid te denken. Steeds zullen wij innerlijk wakker moeten zijn, zodat zij ons niet te pakken krijgen. Stel je voor dat wij onze ontwikkelingsmogelijkheden hier op aarde verslapen!


Wij moeten een bewuste innerlijke ontwikkeling nastreven, zodat wij op het juiste moment het juiste doen. (zie voordracht R.Steiner GA 177 Dornach, 6 okt. of in 'Natuurwezens').


4. Elementenwezens en wijzelf.


We kennen allemaal wel van die momenten waarin we in onszelf zo'n kriebeltje voelen om iets anders te doen of te zeggen dan we eigenlijk zouden moeten doen of zeggen. Een soort plaaggeestje in onszelf. Kinderen kunnen daar soms heel veel last van hebben en er zelfs helemaal tegendraads van worden.


Het enige wat je dan kunt doen, is dit plaaggeestje bestrijden met humor. Een beweeglijk voelen en denken, doortrokken met humor, doen in zo'n situatie wonderen. Op deze manier kan zo'n plagerijtje zelfs een warm gevoel tussen je beiden bewerkstelligen; iets van:we begrijpen elkaar!


Heel anders wordt het als deze plaaggeest met irritatie of boosheid wordt ontvangen; er ontstaat dan een soort kilte tussen je beiden en als je niet oppast groeit het uit tot een koud wezen, dat de boosheid zo stimuleert dat er ruzie ontstaat die geen van beiden bedoeld heeft. Dit wezen, een elementenwezen, vormen wij zelf en het zal ons in de weg blijven staan als we het zelf niet weer oplossen.
Ook hier kan humor, inlevingsvermogen, liefde en bewustzijn van het ontstaan van deze wezens wonderen doen.


Elke leugen die wij uitspreken op het morele vlak, maar ook laster e.d., geeft in onszelf een soort afsnoering, waaruit een elementenwezen gevormd wordt. Maar ook slechte sociale wetgeving en leefomstandigheden laten zulke wezens ontstaan. En als wij mensen daar geen bewustzijn voor ontwikkelen, dan merken we niet eens hoe zij remmend op ons gaan werken.


Er ontstaan ook wezens als wij iemand willen overtuigen en hem onze mening willen opleggen in plaats van de ander de vrijheid te laten het wel of niet met je eens te zijn. Natuurlijk mag je de ander je mening vertellen, maar je moet hem dan in alle vrijheid de kans geven dat inzicht in zichzelf te ontwikkelen, zodat hij vanuit zichzelf het met je eens kan zijn (of niet).


Alle elementenwezens zijn ooit ontstaan uit afsnoeringen van geestelijke wezens. Deze afsnoeringen vonden al plaats vanaf het begin van de aarde-ontwikkeling. Deze afsnoeringen zijn delen van wezens die in geestelijke zin niet meer harmoniëren met het reine geestelijke van het wezen.


Al deze elementenwezens zouden veel schade kunnen aanrichten als ze vrij ronddoolden. Daarom hebben engelen en hogere hiërarchische wezens hen onder hun hoede genomen. Onder deze wijze wereldleiding is hun schadelijke werking omgedraaid in een nuttige.


De Edda vertelt dat deze wezens eerst als maden in het vlees (van Ymir) leefden.
Toen besloten de goden uit hen dwergen te scheppen en dezen gaven zij wijsheid.
Volgens de volksmond zijn deze wezens ook veel wijzer dan de mens.


Rudolf Steiner wijst erop dat ze wel wijs zijn, maar geen morele waarden kennen
zoals de mens. De elementenwezens zijn geketend in de materie, in processen e.d., en zij vormen voor ons het aarderijk waarin wij ons kunnen ontwikkelen.


Wij kunnen wat voor hen terugdoen, namelijk hen verlossen uit hun verbanning (zie het artikel 'De vier rijken van Moeder Aarde). Wij kunnen ze weer de mogelijkheid bieden terug te keren naar hun oorsprong en ze dus te bevrijden.


Rudolf Steiner vertelt hierover in zijn voordrachten ('Natuurwezens ' 12 apr.1909) dat we ze kunnen verlossen door met aandacht en liefde de wereld om ons heen tegemoet te treden, door opgewekt en vrolijk te zijn in plaats van moedeloos en humeurig, door scheppend en vlijtig te zijn in plaats van lui en traag en door een geestelijke ontwikkelingsweg te gaan waarin denken en hart met elkaar verbonden worden.


"Alleen met je hart kun je goed zien, het wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar". (uit 'De Kleine Prins ')


Uit het boekje 'Maria Lichtmis en elementenwezens'




Moeder Aarde - Juul van der Stok














http://www.etsy.com/shop/softearthart

Door alle culturen heen hebben mensen dit proces in een vrouwengestalte vereerd.
In Egypte vereerde men de Maangodin Isis, bij de Grieken was dit Demeter, in het Midden Oosten de "grote moeder" Magua Mater en zo zijn er meer voorbeelden te noemen. Na de Middeleeuwen vinden we Moeder Aarde terug in de verhalen van Vrouw Holle, die samen met de wezens in de natuur de aarde verzorgt. Bij de Christenen gaat de verering van de aarde over in Maria. In de 46 eeuw werd het vóór-Christelijke natuurfeest verbonden met het Christelijke Maria Lichtmisfeest. In het jaar 542 werd deze verbinding officieel en werd het feest een erkende feestdag.
Het Latijnse februa betekent reiniging. In de laatste maand van het jaar wilde de mens schoon schip maken om het nieuwe jaar, dat op 1 maart begon, goed in te luiden.
Voor de Romeinen was februari de laatste maand van het jaar. Er werden dan reinigingsoffers gebracht. Februari werd dan ook wel reinigingsmaand, sprokkelmaand of schrikkelmaand genoemd. Volgens de Joodse wet moest en vrouw die een kind gebaard had 40 dagen later een reinigingsoffer brengen in de tempel. Ieder eerstgeboren jongetje in een gezin moest 40 dagen na de geboorte worden opgedragen aan God. Maria en Jozef gehoorzaamden aan deze wet en zo wordt 2 februari ook wel "Maria zuivering" genoemd.


In het evangelie van Lucas brengt Maria volgens joodse traditie een bezoek aan de tempel in Jeruzalem om een offer te brengen voor de geboorte van haar kind en om zichzelf te laten 'reinigen'. Maria en Jozef kwamen dus op die veertigste dag naar de tempel. Daar werden zij opgewacht door een zekere Simeon, een oude man die ooit een visioen had gehad waarin hem was beloofd dat hij niet zou sterven voordat hij de Messias had gezien. Simeon nam het kind in zijn armen en verkondigde dat Jezus het licht voor de volken, de glorie van Israël zou zijn. Hij profeteerde tevens dat Maria's hart vanwege dit kind door een zwaard zou worden doorboord. Er stond ook een oude weduwe bij, Anna, die eveneens begon te profeteren over het kind en de bevrijding van Jeruzalem. Na de verhalen over de aanbidding van de herders en de drie wijzen is dit verhaal van Simeon en Anna het derde aanbiddingverhaal van het kerstkind. In die zin wordt de kersttijd met Maria Lichtmis in stijl afgesloten. Maar met de profetieën van de beide oude mensen over de weg die Jezus heeft te gaan, zet het verhaal tevens de toon voor het vervolg van het verhaal: de weg naar Pasen.


In de Middeleeuwen was februari vrouwenmaand, en 2 februari vrouwendag. De vrouw mocht dan een man kiezen en zij was die dag belangrijk. Nog tot op de dag van vandaag worden in de katholieke kerk vóór de mis alle kaarsen gewijd die men het hele kerkelijke jaar nodig heeft, waarna een ommegang met de brandende kaarsen wordt gelopen. Gedurende de gehele mis houden de mensen hun brandende kaars in de hand en zo viert men een "licht-mis" ter ere van Maria. 




Moeder Aarde – Alice Woutersen


Afb Creative Joy Design
http://www.joydesign.eu/winkel

Na de kersttijd, in januari of februari, verschijnt op menige Jaartafel Moeder Aarde, met om haar heen wel of niet slapende wortelkindjes e.a. Waarom laten wij dit beeld op de jaartafel vers verschijnen? En waarom schenkt het ons in deze tijd ook zo'n bevrediging dit te doen?
Het is een beeld van hoop en verwachting: het leven zal weer terugkomen op de aarde! De aarde zal weer vrucht dragen en ons voeden opdat wij kunnen leven. Maar er is meer: Wij weten en wij voelen dat er in de aarde alweer krachten aan het werk zijn die ervoor zorgen dat straks de bomen weer uitlopen, zaden weer ontkiemen en de bloembollen weer gaan bloeien. Moeder Aarde is met haar helpers (de elementenwezens) druk bezig de wortels op te poetsen de zaadjes zo te omhullen dat ze gaan kiemen en de bolletjes en knolletjes zo te stimuleren dat ze hun bloemenkleed voorbereiden. De levenskrachten in de aarde worden weer wakker en de elementenwezens zijn aan het werk gegaan opdat de aarde weer kan gaan ademen. En als de aarde haar levenskrachten stroom weer gaat uitademen dan sleept zij alles en iedereen mee. De vogels gaan zingen, dieren ontwaken en de aarde tooit zich met een bloemenpracht. En de mens? De mens kan niet meer binnen zittende ramen gaan open ieder zonnestraaltje wordt in verrukking opgevangen; de mens wil. naar buiten, er op uit trekkende natuur en de wereld beleven. Het studeren en nadenken gaat meer moeite kosten. Wij zijn zo deel van dit geheel, dat we ons nauwelijks bewust worden hoe sterk wij zelf verbonden zijn met deze uitademing van de aarde.
Deze levensstroom, die wij de scheppende kracht kunnen noemen, geeft aan alles vorm. Deze scheppende kracht, gevuld met materie noemen wij gewoonlijk aarde. De wijsheid die ten grondslag ligt aan deze scheppende kracht werd in de middeleeuwen Sofia (sterrenwijsheid) genoemd. In de voorchristelijke tijd beleefde men deze wijsheid nog in de sterren waarvan de drie koningen (magiërs, wijzen, ingewijden) waarschijnlijk de laatste representanten waren.
In onze, noordelijke streken zijn van dit weten nog verflauwde beelden overgebleven, die zich onder andere uitkristalliseerden rond Vrouw Holle. Zij rijdt als rijzige witte gestalte in haar wagen (dit sterrenbeeld noemen we nu Grote Beer) en behoedt en helpt mens, dier en plant. Volgens de verhalen woont ze onder de grond in een berg of heuvel en verschijnt ze in de gedaante va een oude vrouw. (zie o.a. Sprookjes van Vrouw Holle van Paetow) Sofia en aarde in één. Deze twee verschijningsvormen zou je samen Moeder Aarde kunnen noemen.


In de loop van de tijd zijn wij echter steeds intellectueler geworden. We zijn de verbinding met Sofia de edele rijzige witte gestalte, de sterrenwijsheid, kwijtgeraakt, en voor ons bewustzijn is de aarde tot een stuk materie geworden. We voelen ons superieur en denken dat wij, nu we de wetmatigheden     va de aarde in wetten en regels gevangen hebben de aarde in onze macht hebben.
Realiseren we ons wel werkelijk dat wij zelf afhankelijk zijn van de gezondheid van de aarde? Van het ecologische systeem? Als de bomen en de planten niet meer willen groeien dan betekent dat ook het einde van de mensheidsontwikkeling!
Maar hoewel we dat allemaal wel weten gaan we door met het vervuilen van de aarde op de ons bekende manieren, zoals de auto, die niet alleen vervuilt, maar ons ook de mogelijkheid ontneemt ons met de gegane weg te verbinden. Het zou voor de kinderen van deze tijd heel heilzaam zijn
lopend of fietsend naar school te gaan ook over langere afstanden; daarmee bewerkstellig je meer dan een goede gezondheid en conditie.


Lopend of fietsend verbind je je met deze gang, je kent elke boom elke huis. Elke kuil, elk water, elk uitzicht. Je neemt elke weers- en seizoen veranderingen in je op. Je ziet de planten groeien bloeien, vrucht dragen en verwelken. Doordat je elke dag in je eigen ritme deze weg aflegt verbindt je je op natuurlijke wijze met je eigen lichaam. Door deze ervaringen krijg je de kans op je eigen manier wortels te vormen in (met) de aarde. Hierdoor kan een mens innerlijke harmonie en rust  in zichzelf ontwikkelen. Daar kan geen jaaartafel tegenop! Het gaat erom dat we een eigen innerlijke belevingswereld opbouwen door iedere dag dezelfde weg af te leggen, met alle vreugde en moeite (regen, wind.. kou) die erbij hoort; en natuurlijk niet te vergeten de thuiskomst!
Wanneer de mens door zijn beleving zich innerlijk met het levende wezen van de aarde kan verbinden dan is hij ook in staat op zoek te gaan naar Sofia. Doordat zijn wortels in de aarde staan.. kan hij ook de weg naar zijn bron vinden. Zijn Ik-boom kan uit deze bron drinken. De Edda geeft hier een prachtig beeld voor: de Ygdrasil.         
In de Noorse mythologie wordt de Ygdrasil (Ik-drager.. Ik-boom) voorgesteld door de boom Es. Een van zijn drie wortels gaat naar de bron van de drie Nornen (Urdr bron). Zij verzorgen deze wortel door hem steeds met water uit de heilige bron te besprenkelen zodat deze niet verdroogt. Het is ook de plek waar de goden (Asen) vergaderen. Zij rijden over de regenboog naar deze plek om onderling en met de Nornen te overleggen hoe ze de mens verder moeten leiden.
De Nornen of schikgodinnen zijn ook een aspect van Moeder Aarde. Zij werken in de mens volgens
strenge wetten. Urdr (oer-verleden) geeft bij iedere geboorte de mens zijn levensdraad met al zijn ontwikkelingsmogelijkheden. Werdandi (het wordende.. heden) knoopt levensdraden aan één.. bij voorbeeld bij een huwelijk; Skuld (schuld – d.w.z.de som van wat je goed en fout deed en wat je karma in je volgende leven bepaalt - Toekomst) knipt de levensdraad weer door bij het sterven.
Deze Nornen hebben in de loop der tijd vele namen gekregen. In het sprookje van Vrouw Holle (Grimm) zijn ze tot één samen gesmolten. In de christelijke kerk vind je ze terug onder de namen: Ambet Wilbet en Borbet.
Het beeld van de vrouw(en) bij een heilige bron die vaak aan de voet van een heilige boom ligt, vind je overal in de wereld terug. Tot op de dag van vandaag worden er op Bali diensten opgedragen aan de godin van de vruchtbaarheid bij een heilige bron onder de heilige Waringinboom. Vele oude christelijke kerken zijn gebouwd op zulke heilige plaatsen. Als voorbeeld noem ik hier de kathedraal van Chartres die op een heilige bron is                gebouwd. Op deze zelfde plek werd in voorchristelijke tijd de Virgo Paritura (de jonkvouw die baren zal) vereerd. Het beeld van de jonkvrouw die baren zal of de jonkvrouw met kind vinden wij ook terug in andere voorchristelijke mysteriën.. bv. Isis met het Horus kind; of in de Eleusische mysteriën de vrouw met het Jakchos kind. Zijn dit beelden van een voorschouw van en een voorbereiding voor dat wat toen nog op aarde moest plaatsvinden: de incarnatie van Christus op aarde?
En is het tevens een beeld, een "voor - beeld" dat ons duidelijk maakt dat wij in onze ziel vruchtbaar moeten worden zodat wij ons eigen lichtkind.. (geesteskind) zullen baren?
Het beeld van Moeder Aarde.. als brengster van vruchtbaarheid in mens.. dier en plant dus als vruchtbaarheidsgodin.. is vaak vermengd met het aspect van
Moeder Aarde als leid-ster van onze ziel (meer in de richting van Sofia).
Ook in de christelijke kerk vind je dit terug. Er worden processies en gebedsdiensten gehouden voor het gewas waar bij de gebeden gericht worden tot Onze Lieve Vrouwe... tot Maria.


Men vindt in de kerken zwarte Madonna’s met een kind op de arm en blanke Madonna’s. Als sterren der zee (bv. in Maastricht neigen ze meer naar de leidster van onze ziel, de ster die onze ziel zou moeten volgen. Ook in deze kapel knielt menigeen neer om een kind te mogen ontvangen of om een kind te beh ouden. Hoeveel zullen hier neerknielen in het besef, dat Maria ons, als voor-beeld, wil oproepen zo vruchtbaar te worden in onze ziel, dat het licht daarin geboren kan worden?
Wat heeft dit lichtkind te maken met Moeder Aarde? Het wordt beschreven in de voordrachtencyclus 'Mysteriëngestaltungen'(GA 232) van R. Steiner. Hierin wijst hij er o.a. op, dat in vele Mysteriën bij een bepaalde trap van inwijding erop gewezen werd dat er twee wegen tot inwijding zijn. In onze hedendaagse taal zouden wij dat noemen: één weg via de geest en de andere via de innerlijke beleving. Maar dat hei in wezen gaat om het derde principe, namelijk de juiste verbinding tussen die twee.
Op een prachtige wijze beschrijft hij hoe de inwijding in de mysteriën van Artemis (Moeder Aarde zo'n 10      tot 8 eeuwen voor Christus o.a. moest leren beleven wat het uitspreken van een woord in hemzelf bewerkstelligt. Een deel van het woord stijgt op naar de gedachte, een ander deel druppelt neer naar het gevoel. De door de mond in trilling gebrachte lucht verdunt zich tot vuur, dat opstijgt naar de gedachte; anderzijds verdunt hij zich tot water dat naar beneden druppelt in het gevoel.
Dit principe wil ik met een huis-tuin en keuken voorbeeld verduidelijken. Wanneer je koud water met vuur verhit, ontstaat waterdamp: 'water' + 'vuur' = lucht'.. de omgekeerde volgorde dus. Maar deze damp is weer te splitsen in water en warmte, wat overeenkomt met het door Steiner beschreven proces.
Zoals het woord zich als het ware in ons innerlijk splitst in de gedachte en het gevoel, zo ontstaat het uitgesproken woord ook weer uit de samenvoeging van deze twee.

De hoofdtempel van Artemis stond in Efese, tevens de stad waar de evangelist Johannes Woonde. R. Steiner wijst erop dat het geen toeval is, dat Johannes evangelie begint met de woorden:
In den beginne was het woord en het woord was bij God en het woord was God. Alle dingen zijn door het woord geworden en zander dit is geen ding geworden dat geworden is. In het woord was leven en het leven was het licht der mensen; en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet begrepen.(Joh.1:1-5)
 Volgens het Johannes evangelie is alles geschapen uit het Woord (of Logos). Het levende, scheppende Woord is de eenheid waar alles uit ontstaan is en uit ontstaat. Wanneer wij nu kijken naar het hierboven beschreven proces, zoals dat in de mysteriën van Artemis beleefd kon worden, dan splitst het woord zich in iets dunner en iets dichters. Ontstond er uit het scheppende Wereld­woord ook iets lichters en iets dat zwaarder was?
Hier willen wij Sofia en Aarde noemen, die in wezen één zijn. De wereld werd geschapen zodat de mens een omgeving zou hebben waarin hij zich zou kunnen ontwikkelen tot een vrij mens. De mens zelf werd ook gesplitst in een man en een vrouw, zodat beiden levenskrachten zouden hebben om een bewustzijn te ontwikkelen en zo tot vrije wezens te worden die de liefde zouden kunnen vervolmaken. De mens zou op eigen kracht het levende scheppende Wereldwoord moeten terugvinden. De mens ging op weg en verstrikte zich in de tegenstandersmachten Lucifer en Ahriman en was niet meer in staat om de Sofia en de Aarde zo in harmonie samen te voegen, dat hij daardoor het Wereldwoord vond. Hij wist de weg niet meer en het ontbrak hem ook aan kracht.
Daarom daalde het Woord, de Logos, zelf af en incarneerde in een mensenlichaam. Hij doorwerkte al de wezensdelen van de mens, zodat hij de mens die kracht kon die hij nodig had om innerlijk en zelfstandig het leven scheppende Woord terug te vinden. Deze Christuskracht leeft in ieder mens maar wij zijn vrij deze kracht al of niet te gebruiken.
In onze tijd ervaren wij de aarde als een brok materie-waarvan wij de wet­ matigheden ijverig opsporen. Maar wij missen het begrip voor de wijsheid de Sofia die aan alles ten grondslag ligt.
Dit doet denken aan de woorden die de Kleine Prins van de vos leert: 'Alleen met je hart kan je goed zien, het wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar." Juist het wezenlijke zien we niet. En daar ligt ook de sleutel. Wanneer wij het onzichtbare achter de dingen willen begrijpen moeten we ons hart gebruiken want daarmee kunnen wij goed zien.
De aarde om ons heen bevat alle wijsheid, wij moeten die alleen onttoveren. Wij moeten onze ziel zo scholen dat wij via datgene dat aards is: stenen, planten, dieren en mensen de Sofia vinden en dat lukt ons alleen geholpen door de Christuskracht in ieder mens door ons voelen (beleven) en ons denken in ons hart in harmonie te laten komen. Dan kan in ons hart het levende Woord ontstaan, dan wordt in ons hart het lichtkind geboren.
Om tot zuiver beleven te kunnen komen is het van belang dat wij kunnen afdalen naar onze bron. De bron die we kunnen vinden doordat we ons met de aarde verbinden. Door haar echt innerlijk te leren beleven. Niet een beleving die ons wordt opgelegd of voorgespiegeld maar een eigen innerlijke beleving.
Laten wij onze kinderen zo opvoeden dat zij de weg naar hun bron kunnen vinden. Want wie de weg naar zijn schikgodinnen kent kan ook een verhouding vinden tot zijn lot en draagt de mogelijkheid in zichzelf Sofia te vinden.


De vier Rijken van Moeder Aarde - Christja Mees








Moeder Aarde is heerseres over de vier natuurrijken: over het rijk van de aarde en haar mineralen en over de rijken van water, lucht en vuur.
De kleine werkers van Moeder Aarde die het groeien, bloeien en de zaadvorming van de planten verzorgen, zijn de gnomen of dwergen, de nimfen of waterwezen, de elfen en de salamanders of vuurgeesten. Deze kleine werkers ontvangen hun opdrachten van de hogere hiërarchieën, van de engelen.
De dwergen of gnomen werken aan de aarde in de steen, ze laten kosmische krachten binnen stromen in wortels, en mineralen dragen zorg voor de oprichtkracht in de plant.
De nimfen werken dromend aan het binden en ontbinden van stoffen uit water en lucht in de stengel en het blad van de plant.
De elfen leven in licht en lucht en in de stromen van de bewegingen in de atmosfeer. Zo bewegen zij mee in de vlucht van de vogels en schenken zij inspiratie aan hun zang. Zij zijn de dragers van liefde in de wereld.
De salamanders of vuurgeesten zijn de bewoners van warmte en licht. Zij gaan op in de wezens van insecten en vlinders en in hun taak offeren zij zich. Zij verzamelen de warmte en brengen deze binnen in bloemen en zaad. Zij spelen een rol bij de voortplanting en zorgen voor nieuwe kiemen en zaden voor de toekomst.
Een aspect van Moeder Aarde vinden we terug in de sprookjes van vrouw Holle. Vrouw Holle leeft in de wolken en is heerseres over hemel en aarde. Zij is gebiedster over de wezens in de vier natuurrijken maar ook over de al gestorven en de nog ongeboren zielen.
Zij waakt over de moraliteit van de mensen en doet een appèl op hun bewustzijn en scheppingskracht (zie het sprookje van Grimm: Vrouw Holle, en tevens de bundel Sprookjes van vrouw Holle van Karl Paetow).
Tijdens de twaalf heilige nachten in de Kersttijd gaat zij de woningen van de mensen langs en controleert of de meisjes wel goed gesponnen hebben (dat wil zeggen: of zij hun eigen lotsdraad goed spinnen). Zij is de behoedster van het lot van de mens.
Zij beloont en straft of geeft nieuwe mogelijkheden voor de toekomst. Een toekomst waarin Christus als Geest van de aarde en Heer van de elementen ’Heer van het mensen karma’ zal zijn opdat mensen zèlf met Christus' hulp bewust en in vrijheid hun lotsdraad zullen kunnen leren spinnen.
In het mensenrijk komen de drie andere natuurrijken samen. Moeder Aarde voert het objectieve eeuwige binnen in het tijdelijke en veranderende op aarde.
In de haiku, een Japanse dichtvorm van 17 lettergrepen, gaat het volgens de traditie om ’het ontdekken van de onveranderlijkheid van de eeuwigheid in de tijdelijke veranderingen en situaties’; een impressie van een aspect van de natuur wordt als een zaadkorrel in objectiviteit tot uitdrukking gebracht. Ik probeerde er enkele te maken.
Uit het stenenrijk:
Tijdloos rust de rots
roerloos in eigen zwaarte
spreekt de eeuwigheid.
Uit het plantenrijk:
Bloesem blaadjes teer
geruisloos uitgevouwen
in een witte wolk.
Uit het dierenrijk:
Kat is begeerte
verslindend de witte duif
die droomde in ’t groen.
Uit het rijk van de mens:
De tijd vliegt zo snel
gevuld met duizend dingen
het rustpunt voorbij.
De 15e eeuw bracht een geweldige omwenteling in het bewustzijn van de mens toen Galileo Galileï verklaarde: ’De zon draait niet om de aarde maar de aarde draait om de zon!’ De levens- en wereldbeschouwing die erop berustte dat de mens dacht dat de aarde het middelpunt van het heelal vormde, stortte ineen - alles stond op zijn kop!
De ontdekkingsreizen en de ontwikkeling van de natuurwetenschap brachten weer nieuwe zekerheid. De aarde zelf werd verkend en uiteindelijk tot in het kleinste atoom onderzocht en ontgonnen.
Nu in onze tijd de aarde bijna tot sterven toe is uitgeput, is er een noodzaak aan een nieuwe wetenschap van de geest die stelt: Ja, de aarde draait om de zon maar tegelijkertijd is het ook zo dat alles, de hele schepping, om de aarde draait en om het bewustzijn van de mensen.
De aarde is de enige planeet van ons zonnestelsel waar een elementenwereld is, waar leven is in de vorm van stenen, planten, dieren, mensen, waar fysiek, ether, astraal en geest met elkaar in harmonie zijn.
God heeft de aarde geschapen als werk- en woonplaats voor de mens, die na de verstoting uit het Paradijs de aarde op eigen kracht en in vrijheid, wijsheid en liefde om kan vormen tot een lichtende ster, hetgeen haar bestemming is.
De lichtkwaliteiten van de mens zelf, wijsheid en liefde, zullen de aarde lichtend kunnen maken. 'Menselijke verworvenheden, zoals verwondering, liefde, medelijden en het geweten, zullen de aarde kunnen veranderen in een bron van licht en liefde in het heelal - een nieuwe omhulling van het Christus wezen. Sterft de aarde voordat deze kwaliteiten ontwikkeld zijn, dan zal de aarde haar bestemming missen.' (Uit een voordracht van Rudolf Steiner, zie * )
Astronauten verwonderden zich in het heelal over de schoonheid van de aarde, een groen-blauw lichtende bol zonder grenzen, zij kregen het wezen van de aarde lief en beleefden hun verantwoordelijkheid voor haar.
Moeder Aarde, terra mater, Godin Natura: zij houdt alles in evenwicht, dag en nacht, zomer en winter in een levend maar onbewust organisme waarin alle schepselen met elkaar verbonden zijn en ieder schepsel dankzij, niet ondanks de ander leeft.
Dit macrokosmische natuurwezen leeft in ons als eigen microkosmische organisme. Het is onze taak de processen van Moeder Aarde niet te verstoren maar er met bewustzijn mee te leven. Alles wat de natuur buiten om ons toont, leeft ook in ons!
De natuur is een raadsel. Zij is niet voltooid. Wij mensen moeten haar voltooien. Wij mensen zijn zelf de oplossing van het raadsel. De fantasie van de natuur, die wij waarnemen in de patronen op vlinder vleugels, in het verenkleed van vogels, in de nerven van het hout, in kleur en vorm van bloemen, stenen en schelpen, vinden wij ook in onze eigen geestkracht. Bijvoorbeeld als scheppende en morele fantasie of in de samenwerking in het sociale met de mensen om ons heen.
De beweging van de spiraal is een oerbeweging die in alle natuurrijken werkzaam is. De spiraal zien we in het stenen rijk in de draaiing van fossielen en schelpen; in de plantenwereld in de windingen van bonen en druivenranken; bij de dieren in de draaiing van de horens van gems, springbok of antiloop, maar ook in de bijen die in spiraalvorm naar de zon opvliegen; en tenslotte is het de spiraal waardoor de menselijke geest afdaalt naar zijn eigen kern en zich weer naar buiten verbindt met de wereld.
De ontwikkeling van het bewustzijn in een mensenleven verloopt in een spiraal, elk jaar komen we terug op hetzelfde punt maar op een ander niveau. We draaien om de as van onze eigen Ik-kern. Daarom lopen we met Maria Lichtmis een spiraal, en brengen het licht dat we in het midden van ons 'zijn' hebben ontstoken naar buiten, naar de vier natuurrijken om ons heen.
De vier natuurrijken dagen ons uit:
Stenenrijk: ’Ik heb het eeuwige scheppende Woord in de stenen gelegd’ (het begin van een oude Rozenkruisersspreuk).
Plantenrijk: 'Wat de plant onbewust doet, moeten wij bewust voltrekken' (Friedrich Schiller).
Dierenrijk: ’Dieren zijn wat mensen hebben' (L.F.C. Mees).
Mensenrijk: 'Niet wijsheid van de mens is de juiste betekenis van het woord Antroposofie, maar bewustzijn hebben van ons menszijn' (Rudolf Steiner).
Bewustzijn ontwikkelen voor ons mens zijn kunnen we alleen als we ons zelf eerst leren kennen. Daarbij komen we ons zelf tegen in al onze onvolmaaktheid. De weg van Godin Natura naar de nieuwe Sophia is lang, zolang als de mensheid en de wereld ontwikkeling.
Hoever is het wel? Tot je er bent!
In ieder geval kunnen we beginnen met het optillen van de sluier van Godin Natura en onszelf met de goddelijke vonk van de humor bekijken. Daarom zetten we met Carnaval maskers op: verstarde versteende maskers, grillige plantaardige maskers, woeste dierenmaskers of onze karikaturale mensenmaskers.
Zo beleven we, en laten we zien, welke eenzijdige eigenschappen we hebben en hoe we daar in leven. Uiteindelijk kan er hopelijk door het masker heen klinken wie we in werkelijkheid zijn.
* R. Steiner: voordracht 14 Mai 1912: 'Die Mission der Erde. Erstaunen, Mitgefühl und Gewissen. Das bleibende des Christus-Impulses'.
Uit: GA. 133. 'Der Irdische und der kosmische Mensch'. Deze voordrachtenbundel is niet in het nederlands vertaald.




Share on FacebookShare on HyvesShare on TwitterShare on LinkedInTell a friend
















Afb. hieronder van de forum Antroposofie en Kind

http://www.antroposofiekind.nl/

Samenvattend is het grondmotief van dit oeroude feest het gedenken dat Moeder Aarde het nieuwe licht opdraagt aan de schepping. Zelf gereinigd, doorlicht, is zij hiermee een beeld van ons lichaam als drager van de lichtende, scheppende, geestkrachten, die wij ten goede kunnen laten komen aan de aarde en haar bewoners.

Het gaat om onze aarde, niet voor niets "Moeder" Aarde genoemd, die ons voedt, die ons het leven schenkt, die ons behoedt en die ons ons levenspad geeft. Op de seizoentafel kan Moeder Aarde met haar wortel- en bloemenkindertjes deze gang van binnen naar buiten zichtbaar maken. Op 2 februari zelf kun je vaak bij het ontbijt kunst- of kaarslicht weer "missen",omdat het licht van buiten al weertoegenomen is. Gunt u uzelf en uw kinderen deze waarneming eens!
Om het feest te kunnen "bevatten" zijn de volgende symbolische handelingen mogelijk:
In een schaal met een laagje water (symbolisch voor de bron van alle groeikracht) worden kaarsrestjes opgebrand.

In de loop van de dag brengen we alle kaarsrestjes uit de donkere tijd naar buiten en laten ze daar opbranden in de donkere aarde. Zo helpen we Moeder Aarde in haar oplichtende groeikracht omhoog.


In de natuur vinden we de eerste tekenen van het naderend voorjaar. Onder de aarde is het leven doorgegaan tijdens de wintertijd. Op sommige plaatsen is door gaten in de sneeuw te zien waar de bollen tevoorschijn zullen komen. Er komt als het ware een warme stroom van de planten uit naar boven. Bolletjes van sneeuwklokjes, hyacinten en winterakonieten zullen weldra hele stille sprietjes laten zien.Maria-Lichtmis is het feest van het steeds sterker wordende daglicht. Met het Michaelsfeest maakten we ons sterk om de donkere tijd binnen te treden. Met het Sint Maartensfeest staken we de eerste lichtjes aan. Met dit laatste winterfeest blaast Maria het lichtje uit.De traditie van pannenkoeken eten op Maria Lichtmis zou ontstaan zijn doordat men op deze dag ook de arbeidscontracten op het platteland liet aanvangen. Het was dus het begin van een nieuw landbouwjaar … en dus een reden tot feesten. Maria Lichtmis opent de rij van een serie christelijke feestdagen, die tot en met Pinksteren voortduren en welke de heidense vruchtbaarheidsfeesten verdrongen hebben.
Een oud volksgezegde luidt ' Het wordt lichter; na kerstmis wordt het daglicht een hazensprong lichter, na nieuwjaar een hertesprong, en met Maria Lichtmis een heel uur". Vroeger werkten de handwerkslieden na de tweede februari alleen nog maar bij daglicht. Ze hielden rekening met het gezegde: "Maria blaast het lichtje uit en Michaël steekt het weer aan". Het feest van Maria Lichtmis werd oorspronkelijk gevierd ter herinnering aan het reinigingsoffer dat Maria in de tempel opdroeg, veertig dagen na de geboorte van Jezus. In latere tijden werd het de dag, waarop men de kaarsen liet wijden die een familie gedurende een heel jaar nodig had,
De leuze van de dag: “Is het vrouwtje nog zo arm, bij Lichtmis zet zij een pannetje warm”. Websites van Stichting Stimin, V.S. Krimpen aan de Ijssel, V.S. Ede, de Vijfster Apeldoorn & amp; Michaelschool Leeuwarden.


Vaak is er na het nieuwe jaar begonnen is sommige dagen een voorproefje op de komende lente. In sommige jaren kan je al op Nieuwjaarsdag het gevoel bekruipen, dat de zon helderder schijnt, de vogels uitbundiger zingen en dat het voorjaar niet lang meer op zich laat wachten. Elk jaar is het anders, maar meestal is februari nog een koude en natte maand en ziet de natuur nog donker en doods uit.
Soms zijn al de eerste sneeuwklokjes in de tuin gezien. Ook andere struiken zoals de winterjasmijn kunnen al al in bloei staan. Met zijn gele bloempjes brengt hij toch licht in deze nog donkere tijd
Afb. hieronder van de forum Antroposofie en Kind


In de klas
Jozef, Maria en het kindeke Jezus zijn op weg naar Egypte. De kinderen in de peuter- en kleuterklassen hebben meegemaakt, hoe alles gaandeweg verdween, het begeerde kleed van Maria, de koningskronen, het Jezuskind. Hoe diep al deze indrukken in hen geworteld kunnen zijn, ervaar je als het midden in de zomer ineens klinkt "Klein, klein Jezuken heb je zulke kou…", of als we bij oudere kinderen ineens een tekening van de Kersttijd zien verschijnen.


Zo zijn we bij Maria Lichtmis aangekomen, waar we nu het licht naar buiten brengen. Dan zal het water (symbool voor levenskracht) het licht dragen.
Na 2 februari wordt het licht buiten steeds sterker en de eerste tekenen van de komende lente zullen zich aankondigen. Vogelgezang komt weer om je heen en de eerste sneeuwklokjes kunnen we verheugd begroeten.
In voor-christelijke tijden werden er al feesten in februari gevierd door de Grieken, Romeinen en Germanen. Voor deze volkeren was de maand februari gewijd aan de Aarde Moeder, die zij respectievelijk Demeter, Ceres en Freia noemden.
Maria en zelfs Vrouw Holle kunnen we zien als beeld van deze Aarde Moeder, vandaar dat dit Christelijke feest van Maria Lichtmis zo duidelijk verband houdt met de feesten zoals die door de genoemde volkeren gevierd werden.
De Germanen hielden op deze feestdag een ommegang met brandende fakkels. Nu worden op twee februari de kaarsen voor de Mis gewijd. Dan volgt de processie (ommegang) waarbij alle zingende kerkgangers een brandende kaars in de hand houden en die óók tijdens de Mis brandend houden, vandaar de naam Maria Lichtmis.

Zonnet


Meer informatie over Maria Lichtmis:
"Moeder Aarde" een boekje van het "Zonnejaar" te bestellen bij mevr. F.M. v.d. Ent-Westendorp, Hubertuslaan 102, 3972 WP Driebergen
"Leven met het jaar" uitgever Christofoor geschreven door mevr. Christiane Kutik e.a.

Heen en Weer


Een sprookje van Robert Corel over behulpzame aardwezentjes


De Hertog bezat twee paarden, Heen en Weer. Wanneer hij naar de andere kant van het Hertogdom moest reizen vertrok hij op de een om op de ander terug te keren. Vandaar de namen, Heen en Weer.
Op een dag vertrok de Hertog om de reis naar de andere zijde van zijn land te aanvaarden. Het paard Heen werd bepakt en gezadeld en daar gingen zij op weg. De Hertog was zuinig op de paarden en hield van ze, hij wist dat ze belangrijk waren want zonder hen kon hij geen kant op. Toch tijdens deze reis moest Heen het opgeven. Waarom weten we niet maar het kon niet voort. "Wat nu gedaan?" dacht de Hertog. In de wijde omtrek was geen huis, geen mens. "Hier ben ik nu, in mijn eigen land en verloren." De Hertog wist niet wat te doen. "Alvorens mijn dienaren weten dat ik niet op tijd ben gearriveerd moet ik blijven wachten. Al is er geen beschutting, geen voedsel." Toch die eerste nacht sliepen zij in de akkers onder het licht van de maan.


Plots werd de Hertog wakker door een gekriebel aan zijn neus. Wat is dat toch weer? Hij wreef over zijn neus en wilde verder slapen maar daar was het gekriebel weer! Wat vervelend is dat toch. De Hertog opende zijn ogen. Daar stond een vreemd kereltje met een halm in zijn hand te kriebelen onder de neus van de Hertog. "Wie ben jij?'' - "Ik, mijn Hertog, ben de Akkerman en zoals al mijn vrienden zijn wij er om op jullie te passen." De Hertog wilde een hand geven maar ging dwars door het mannetje heen. De Hertog schrok en begreep dat deze man anders is dan anders.


"Wees niet bevreesd, mijn Hertog. Ik ben hier om u van dienst te zijn net als al uw onderdanen. U waakt over uw land en uw land waakt over u. Zoals ik zie hebt u een probleempje. Daarom ben ik hier. Wij kunnen onze stem zo hoog en zo luid laten klinken dat het onhoorbaar is voor een mens. Maar aan de andere kant van het land heeft mijn vriend, de Karreman gehoord dat uw paard Heen in nood is en de Hertog geen kant op kan. Morgenochtend wanneer u uw ogen zult openen zullen uw onderdanen met het paard Weer voor u staan."


"Maar wat zijn jullie voor wezens, beste Akkerman?"

"Dat, mijn beste Hertog is niet zo belangrijk. Belangrijk is dat we er zijn. Al eeuwen zijn wij de trouwe helpers van Moeder Aarde. Zo hebben we allemaal onze taken en wij begeleiden de mensen bij al wat ze doen. Zo zijn wij te vinden bij de akkers, de bruggen, de karren en al wat meer. Maar hoewel wij jullie in de smiezen houden hoeft u niet bevreesd te zijn want we zijn zonder zonden en alleen hier om de mens te steunen. Wat wij terug verwachten is dat de mensen met elkaar omgaan zoals de natuur met zichzelf omgaat. Leven en laten leven. Dat is dus, beste Hertog, onze taak". En… weg was de Akkerman!


Aan de andere kant van het land lag de dienaar te slapen toen hij een gekriebel aan zijn neus voelde. Hé, wat is dat, een vervelende vlieg waarschijnlijk! De dienaar sliep verder. En weer een kriebel onder zijn neus. Hé, wat is dat toch! Toen hij de ogen opende zag hij een vreemd mannetje. Deze stelde zich voor als de Karreman en vertelde het verhaal van de Hertog.

De dienaar wilde zijn kameraad wekken maar die stond eveneens in kleding op de gang van het kasteel en vertelde door dezelfde Karreman op de hoogte gesteld te zijn. Zij maakten zich gereed om op weg te gaan. De Karreman had ze gewezen welke weg te volgen en zo verging de reis.


Onderweg hadden ze het gevoel dat ze niet alleen waren, daar hadden ze wel gelijk in want de Karreman heet niet zomaar de Karreman!
In de akkers vroeg de Hertog zich af of hij het nu gedroomd had maar sliep verder. Het paard Heen sliep door alles heen, vermoeid en ziek als het was. Die ochtend voelde de Hertog weer een gekriebel aan zijn neus! Ditmaal was het… Weer! Zijn geliefde paard, Weer! "Dat is een wonder maar… Hoe komt Heen dan van deze plek?" Daarop zag hij zijn onderdanen met een kar getrokken door twee paarden. "Hoe wisten jullie dat wij hier in nood verkeerden?" - "Hertog, we kregen beiden een rare droom. Een mannetje genaamd de Karreman stond aan onze neus te kriebelen met een paardenhaar! Hij vroeg ons met kar getrokken door twee paarden en uw geliefde Weer deze weg te volgen tot we u tegen zouden komen. En zo zijn we hier. Aangezien we beiden dezelfde droom beleefden moest er wel iets gaande zijn dachten we."


De Hertog was zo blij met zulke onderdanen en Heen werd in de kar geladen. De Hertog besteeg zijn paard Weer en zij vervolgden de weg.


Na deze reis kreeg Heen de verzorging die het nodig had en na een tijdje toen de weg terug aanvaard werd dankte de Hertog zijn onderdanen en nimmer was hij bevreesd want hij wist dat er op hem en iedereen gepast werd.


"Dag Hertog!" groette de Karreman. "Dag, jij moet de Karreman zijn, niet?" - "Dat klopt mijn Hertog. Het is een genoegen u te ontmoeten en u te hebben mogen begeleiden bij uw reisprobleempje!" - "Dank je mijn beste Karreman, het is mij een wederzijds genoegen! Wist niet dat jullie in mijn land leefden maar nu ik het weet zal ik iedereen vertellen dat jullie er zijn en op ons letten. Dat is toch boffen, zo dacht ik!" En zo is het.


De hertog nam afscheid en zag de Karreman en verbaasde zich toch wel over deze lieve wezens. Onderweg wuifde de Akkerman van tussen de halmen en de hertog riep: "Dag lieve Akkerman. Dank je wel en tot ziens maar weer. Het is een mooie gedachte dat jullie er zijn!" En zo is het toch?


Eenmaal thuis vertelde de Hertog zijn verhaal aan de verbaasde onderdanen. Maar zij geloofden hun Hertog en bouwde een feest voor de behouden thuiskomst van hun heer. De paarden Heen en Weer zouden nog vele reizen maken en doorstonden ze met de wil om hun heer veilig daar te brengen waar hij nodig was. En steeds wuifde daar de Akkerman tussen het riet. Of was het nu verbeelding? Zo reisde de Hertog nog jaren door, Heen en Weer…


2007 Robert Corel. Meer verhalen te lezen op  http://www.sprookjesverteller.nl/