vrijdag 21 januari 2011

Verhaal

Nikola de barmhartige: Sint Nicolaas in Rusland

Sint Nicolaas is ongetwijfeld de meest populaire heilige der Christenheid. De Griekse bisschop van een kleine stad in Lycië (KleinAzië) wordt vereerd zowel in het Orthodoxe Oosten, waar hij thuis hoort, als in het Katholieke en Protestantse Westen. In de Protestantse landen is Sint Nicolaas zowat de enige heilige wiens naam voortleeft, zij het alleen bij de kinderen én zoals in Nederland met een lichte verbastering van zijn naam. Doch wellicht nergens in de wereld is de verering van Sint Nicolaas zó groot als in Rusland, waar hij door het volk Nikóla en soms Mikóla genoemd wordt.

De Russische Nikóla verschilt zowel wat zijn uiterlijk als wat zijn wezen betreft in sterke mate van de Sint Nicolaas, die hier te lande bekend is. Nikóla is géén bisschop in vol ornaat, met een mijter op zijn hoofd en een kromstaf in zijn hand, gezeten op een schimmel, gevolgd door zijn zwarte knecht Pieter. Nikóla rijdt niet over daken — een beeld, dat Russische kinderen zeer onwaarschijnlijk zou voorkomen — om door de schoorsteen geschenken te werpen. Neen, Nikóla is een oude man, gekleed als een gewone Russische boer, die door het onmetelijke Rusland zwerft. Met een rugzak over zijn schouders en een stevige stok in zijn hand, zoals het een echte zwerver of landloper betaamt, trekt hij door het land; hij overnacht bij arme mensen; hij brengt hulp, waar zijn hulp nodig is, maar hij doet het onopvallend. Hij is door en door menselijk, een vriendelijke oude man, die het leven met al zijn moeilijkheden en lasten goed kent, die ook de zwakheden der mensen kent en van de mens geen onmogelijke dingen verlangt.



Wanneer u in nood verkeert, wendt u gerust tot Nikóla! Dat doet de Rus dan ook. Hij zet zijn innig geliefde heilige de zaak in eenvoudige en onopgesmukte woorden uiteen, hij spreekt hem aan op dezelfde wijze als hij een vertrouwde vriend zou aanspreken, aan wie je alles openhartig vertellen kunt, zonder enige opsmuk. Trouwens, Nikóla weet toch alles; door de dingen mooier te willen voorstellen dan zij in werkelijkheid zijn zoudt ge u alleen maar belachelijk maken.



De Russen noemen hem „Nikola de Barmhartige". Nikola zwerft soms samen met Sint Elias, de profeet van het Oude Testament. Elias is streng (hij wordt dan ook Elias de Gestrenge genoemd), onvermurwbaar, veeleisend. Hij verlangt van de mensen, dat zij' zich stipt aan alle voorschriften) van de Kerk houden. Bij de minste overtreding is hij klaar om te straffen. Dan zendt hij onweer, slagregen, hagel en storm over de akkers der arme zondaars, vernietigt hij de oogst. Nikola de Barmhartige weet echter nu en dan Elias de Gestrenge bijtijds tot bedaren te brengen, het onheil af te wenden, de berouwvolle zondaars te beschermen. Nikola weet, hoe hij zijn gestrenge vriend, Elias, zacht kan stemmen. Kan Nikola zijn doel niet op deze wijze bereiken, dan gebruikt hij een enkele keer een slimmigheid: hij is immers door en door menselijk.

Een enkele keer zwerft Nikola door het land met Christus samen. Er bestaan in hun naïveteit en eenvoud ontroerende volksverhalen over die tochten en de gesprekken, die Nikola en Christus voeren.



Voor Nikola zijn alle mensen gelijk. Hij is bereid iedereen te helpen, ook de heiden of de Mohammedaan. Hij komt voor de troon van God op voor alle landen, alle volken. Het meest is hij echter, volgens de Russische volksopvatting, op Rusland gesteld. Nikola voelt zich zelf een echte Rus en daarbij een Rus uit het volk. Nu en dan gebeurt het, dat zelfs Nikola verbolgen raakt over de zondigheid van het Russische volk, maar wanneer de overige heiligen hem dan voorstellen, Rusland zwaar te straffen, dan overwint bij hem de liefde tot die zondige mensen zijn ontevredenheid en hij belet de bestraffing van de schuldigen. Nikola is nu eenmaal de Barmhartige.

De verering van Nikola is in Rusland zó groot, dat hij soms zelfs de plaats van God kan innemen. Toen tijdens de Revolutie de atheïstische propagandisten overal verklaarden, dat er geen God bestaat, kregen zij soms van eenvoudige van geest ten antwoord: „En zelfs als dat waar zou zijn, wat dan nog? Er is toch nog steeds Nikola!



De Russen hebben met hun geloof en onbeperkt vertrouwen in Nikola ook hun Mohammedaanse buren aangestoken. Het gebeurt dan ook vaak, dat de Tataren de hulp van Nikola inroepen, kaarsen voor zijn beeld plaatsen



Overal in de wereld bestaan veel legenden over Sint Nicolaas, doch hun aantal is nergens zo groot als in Rusland, waar, volgens het spreekwoord, elke boerenvrouw een eigen legende over Nikola vertellen kan. Nikola is bovendien een integrerend bestanddeel van de Russische folklore geworden. Rusland is wellicht het enige land, waar een cyclus van sprookjes bestaat, die om Nikola heen gegroepeerd zijn. Vóór de Revolutie vormden verhalen over Nikola een der belangrijkste onderdelen van de literatuur voor het volk.



De volksliteratuur over Nikola was gedeeltelijk zuiver Russisch, gedeeltelijk echter van Byzantijnse origine. De Byzantijnse verhalen over Nikola zijn in Rusland of rechtstreeks uit Griekenland gekomen of via de Slavische Balkanlanden. De meeste Byzantijnse verhalen en legenden zijn in de loop der eeuwen volkomen gerussificeerd; er zijn echter ook verhalen, wier Byzantijnse origine nog duidelijk herkenbaar is. Doch ook in de laatste is het Russische element zeer sterk.

Er is in geheel Rusland nauwelijks een tweede persoon te vinden, die de Russische volksverhalen, legenden, sagen, overleveringen, spreekwoorden, enz. zo door en door kent als Rémizov. Niemand kent ook zo goed de eigenaardige taal, waarin die volksverhalen gegoten zijn. In een vertaling gaat de eigenaardige geur van die taal verloren, maar wij hebben getracht zo veel mogelijk er van te behouden. De algemene geest dier legenden en verhalen is ook in een vertaling goed aan te voelen.Remizov heeft zich veel met de verhalen over Sint Nicolaas bezig gehouden. U vindt de resultaten van dat werk in zijn boeken: „Drie Sikkels" (twee delen), „Zwenigorod", „Het Beeld van Nicolaas de Wonderdoener" e.a. Naast de zuiver Russische volksverhalen heeft hij ook de Byzantijnse legenden bewerkt, waarbij hij ze meestal in onze tijd plaatst, zonder tegelijkertijd de band met Middeleeuws Byzantium te verbreken, waardoor een verhaaltrant ontstaat, die nu en dan bizar aandoet, maar die de geest van die volksverhalen goed weergeeft.

Dr. Boris Raptschinkij

Dit artikel is in zijn geheel overgenomen uit het boek "Nikola de Barmhartige" van A. Rezimov: Russische Nicolaaslegenden. Uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist, 1986. ISBN: 90-6038-237-4


Voor knutsels, recepten en achtergrond informatie over dit feest, ga naar
http://www.zonnejaar.nl/
en
http://www.doehoek.nl/

donderdag 20 januari 2011

Het wichtelmannetje

HET WICHTELMANNETJE

De maanden november en december zijn maanden van gezelligheid, een tijd van omhullen en omhuld worden. Buiten koud en donker, binnen knus en gezellig. Een manier om het gehele gezin bij het omhullen te
betrekken is het wichtelen. Het wichtelmannetje is een kabouter die de mensen verrast met kleine attenties. Het zijn geen grote dingen, maar een versierde noot, een opgemaakt bed, een bloem op tafel. Kleine doordeweekse verrassingen. Op Sint Maartensdag (11 november) worden lootjes getrokken (het begin van de lichttijd ofwel grote Adventstijd). Tot Kerstmis ben je het geheimzinnige, onzichtbare wichtelmannetje voor de persoon die je loot. Deze persoon verras je af en toe met een kleine attentie. Zo breng je kleine
vreugdevonkjes aan de ander en zelf word je ook zo nu en dan verrast! Zo spookt het in de adventstijd vrolijk en liefdevol in een wichtelmannetjeshuis.

BIJBLIJVEN 12 oktober 2007
DE VRIJE SCHOOL DEN HAAG

woensdag 19 januari 2011

Adventsviering

De 4 weken van Advent

Elke maandagmorgen is het de bedoeling dat er een aantal herders zingen bij de ingang. Dit om de kinderen te verwelkomen. Het is de bedoeling dat de gang en hal verlicht worden met waxinelichtjes.

Traditioneel was er in iedere klas en in de hal een adventskrans. Iedere week brandt er een kaars meer. Recentelijk werd het moeilijk om deze traditie te handhaven, wegens brandveiligheidsregulaties. Misschien moeten wij naar alternatieven zoeken. Dan maar geen groen, of het groen op een veilige afstand? Ooit had ik een keramiek kaarsenhouder met vier veilige vaste en stevige kaarsenhouders geplaats op een cirkelvormige "vaas"vorm. In de cirkelvormige vaas kan dan water, een oase of zand, zodat de takjes niet uitdrogen. Er zijn ook gewoon kaarsenstandaarden met plaats voor vier kaarsen, in de handel. Op de site van Mama Ilse vond ik het volgende alternatief:














Praktische voorbereiding:
Iedere groep krijgt kaarsjes en goudkarton om zelf sterren te knippen met in het midden een kleine inkeping voor het kaarsje.

De appeltjes, het dennengroen, het blauwe lint en de kaarsen moeten op tijd besteld worden. Het dennengroen moet brandveilig gemaakt worden!

Op de vrijdag voor de viering, na kindertijd moeten voorbereidingen getroffen worden.

- De hal moet opgeruimd en verduisterd worden.

- Het dennengroen moet geknipt worden.

- Waxinelichtjes klaarzetten.

- De Adventskaars in het midden zetten.

- Tafeltje voor de appeltjes klaarzetten met de kaarsjes.

- Adventskransen voor de groepen maken; er is ook een voor in de hal nodig.

Adventstuin

Van dennengroen wordt een spiraalvorm op de grond in de hal gelegd, met in het midden een grote kaars. De spiraalvorm kan aangekleed worden met de laatste herfstbladeren en kristallen. De kaars kan een ‘mantel’ krijgen: een blauw doek met gouden sterren.

In een wijde kring zitten kinderen en volwassenen om de spiraal heen. Aan het begin van de spiraal staat voor ieder kind een kaarsje klaar, gestoken in een appeltje met een goudster. De engel loopt met een aansteekkaars de spiraal in en ontsteekt de kaars in het midden. Dan geeft zij om beurten ieder kind zijn kaarsje. Het kind loopt of rijdt hiermee de spiraal in, al of niet begeleid door de engel, steekt het kaarsje aan in het midden en zoekt op de terugweg een plekje om het kaarsje neer te zetten langs de spiraal.

Gedurende het hele gebeuren klinkt er muziek, bij voorkeur een lier, en wordt er gezongen of geneuried.

Als het laatste kind is geweest, klinkt er muziek en gaat iedereen rustig terug naar de eigen klas.

Voor de oudere kinderen


Er wordt geen spiraal gelegd, maar een grote stervorm met in het midden een kaars.
Opstelling: dennengroen in vijfster
Midden in een tafeltje met blauwe doek en grote brandende kaars

Er klinkt muziek en/of zang, er wordt een stukje verhaal voorgelezen en dan gaat het eerste groepje kinderen een voor een het kaarsje aansteken in het midden, loopt dan terug naar de eigen plaats. Dan weer muziek, stukje verhaal, en het tweede groepje gaat. Zo totdat iedereen geweest is.
Verhaal:  bij voorbeeld Eva’s droom

Verloop van adventsviering
Als iedereen aanwezig is en een (nog niet brandende) kaarsje heeft meegenomen, wordt er lier gespeeld en het eerste kind steekt zijn/haar kaars aan in het midden, zet het op het tafeltje voor zich neer wanneer hij terug loopt. Dat gebeurt onder begeleiding van een leidster, waar nodig.


Wanneer het eerste kind zit, wordt er weer een stukje van het verhaal voorgelezen. Daarna weer liermuziek, terwijl een volgend kind weer zijn of haar kaarsje gaat aansteken. Daarna volgt weer een stukje verhaal en zo volgt het steeds op tot ieder kind een kaars heeft opgestoken. Misschien kan twee kinderen kaarsjes halen voor er overgegaan wordt tot een volgend stukje voorlezen; de voorlezer kan dat zelf aanvoelen; wanneer de kinderen echter onrustig wordt moet het misschien sneller.

Als afsluiting weer een stukje voorlezen en daarna lierspel onderwijl de kinderen naar buiten begeleid worden.

Kerstfeest in de kleuterklas

Kerstfeest in de kleuterklas


Verschenen in de schoolkrant V.S. Oudorp, kerstmis 1999

Auteur: Ellie Bus



Kersttijd in de kleuterschool. Het begint al bij Sint Maarten. Het wordt donkerder en de kinderen worden verwachtingsvol. De lichtjes die oplichten in de duisternis, weerspiegelen zich in de lachende kinderogen. Het appelvrouwtje schenkt haar appels aan de reikende handjes. Zachtjes zingend trekken de kinderen verder.

Een paar dagen later komt Sint Nicolaas in het land en de kleuters raken opgewonden en vrolijk van het op handen zijnde feest. Het feit dat Sint je overal hoort en ziet, bevangt de kinderen met een zekere vrees, maar ook met liefde voor de goedheiligman. Geïnspireerd lopen de kinderen met zakken vol blokken op hun rug door de klas. Kadootjes worden in schoenen gestopt, pepernoten gestrooid. En er wordt vooral veel gezongen.

Maar in deze tijd vol roerigheid en enthousiasme is het plotseling even stil. Er doorkruist iets het pad van Sint: de advent. De adventstuin ligt klaar en ieder kind steekt zijn lichtje aan, aan de grote kaars in het midden van de tuin, terwijl er twee lieren hemelse klanken voortbrengen. Een mooi moment. De lichtjes worden langs het weggetje, gemaakt van groene takjes, neergezet, en als alle kinderen dat hebben gedaan, ontstaat er een spiraal van kleine vlammetjes. De weg waarlangs het Jezuskind samen met Maria de weg naar de aarde kan vinden en waar Jezus kan spelen met de kinderen. Maria ontmoet op haar reis St. Nicolaas en Zwarte Piet, en samen trekken ze verder. Maar Sint wil de kinderen voorbereiden op de komst van Jezus en hij komt vroeger op aarde aan. Zo brengen we Sinterklaas en Kerst in eenzelfde sfeer, waardoor de goedheiligman niet alleen een pakjesbrenger is, maar iemand die bij het stille en verwachtingsvolle van Kerst hoort en ook innerlijke rijkdom brengt

Als Sint weer naar Spanje is, en het buiten donker blijft, hebben we de behoefte het binnen nog gezelliger te maken. De verkleedkleren voor het kerstspelletje worden tevoorschijn gehaald en engelenjurken fladderen door de klas. Als daar ook nog mooie gouden hoofdsterren bijkomen, zijn de kinderen heel gelukkig

Het kerstspelletje wordt geoefend en het beroert de kinderziel op grote diepte. Juist zo'n belangrijke gebeurtenis als een geboorte, die voor de kinderen nog zo kort geleden is, wordt als waarheid innerlijk doorleefd. Ze worden zelf weer geboren, welke rol ze ook vervullen.

Ja, welke rol spreekt het kind het meest aan? De engelen in een rij? Dat zijn ze echt nog zelf. Ze dragen de herinnering nog mee vanuit het voorgeboortelijke. Zachtjes zweven ze door de klas, als heilige, hoogwaardige wezens. Maria en Jozef zijn, is gebonden aan ambacht en verzorging. Het mannelijke en het vrouwelijke element. Jongens en meisjes spelen beide rollen even graag. De herders willen graag in een hoekje een beetje geiten, samen met de lammeren en de schapen. Met guitige blikken volgen ze het spel en neigen tot wilde onderonsjes. Pas als ze moeten slapen omdat de engel Gabriel hen toezingt in hun droom, wordt het stil op de schapenweide. Ze gaan 's morgens vroeg op weg met geschenken. De rollen van de dieren zijn altijd favoriet bij de verlegen kinderen. Ze voelen zich beschermd door de mutsjes met oren voor os, ezel en schapen. Ze hoeven niets te zeggen, ze zijn niet alleen. Het is veilig en warm en evengoed doen ze alles mee, ze zijn erbij.

De kinderen voeren het spel op als een geschenk aan hun ouders, daar leven ze ook een beetje naar toe, maar bovenal is het een geschenk aan henzelf, een bevestiging en waardering voor wie ze zijn. Dikwijls is het moeilijk het spel niet gehaast te laten verlopen, maar juist meer de wat langzame, trage kant te kiezen. Daardoor ontstaat rust. Os, ezel en schapen hebben de neiging snel weg te lopen, maar juist het rustig spelen brengt de sfeer van eerbied. Het is bijna extreem in vergelijking met de buitenwereld, waar alles in flink tempo voorbij sjeest. Maar alleen op deze manier komen ze in het spel. De aandacht die daardoor ontstaat, is als een warme deken in de koude winternacht.

De Kersspelen

CULTUREEL ERFGOED














Afb. van website
http://www.vswonnebald.nl/

Kerstspelen zijn van laat middeleeuwse oorsprong en werden in heel Europa vanaf de 12e eeuw als toneelspel vertoond. De meeste van deze spelen zijn echter verloren gegaan of werden zodanig gewijzigd dat zij niet meer in de oorspronkelijke vorm bewaard zijn.

Een uitzondering hierop vormen de Kerstspelen uit OBERUFER. Oberufer is gelegen op een eiland in de Donau in het Hongaars Oostenrijks grensgebied. De bevolking bestond sinds de 16e eeuw uit voornamelijk Duitse boeren immigranten. Zij spraken een andere taal dan de mensen uit de omgeving en hadden ook een andere cultuur. Zij wensten hun eigen gebruiken en gewoonten te handhaven. Zo voerden zij jaarlijks de zelfde oude spelen op in de kersttijd. Deze traditie wisten zij tot midden in de 19e eeuw voort te zetten. Door het eeuwenlang culturele isolement, gevrijwaard van moderniseringen, zijn deze volkse middeleeuwse spelen uit Oberufer authentiek te noemen.

Karl Julius Schröer, een Duitse onderzoeker van taal en dialecten heeft rond 1860 gelukkig nog voor de industriële revolutie, ook Oberufer veranderde, de spelen kunnen noteren. De oorspronkelijke taal in dichtvorm is zo bewaard gebleven. Een leerling en vriend van Schröer, Rudolf Steiner, heeft de spelen later weer geschikt gemaakt voor opvoering. Helaas is de muziek verloren gegaan, maar speciaal voor deze spelen zijn nieuwe, goed aangepaste, muziek en liederen gecomponeerd door Leopold van der Pals. De tekst is vertaald in het Nederlands door Sanne Bruinier. Het is een goed verstaanbare 'oud boerse' taal, een mengeling van dialecten en herkenbare middeleeuwse taal. In onze tijd goed te volgen, ondersteund door de sprekende beelden van het spel.

- Velen, die ieder jaar weer gaan kijken of meespelen, doen steeds weer opnieuw ontdekkingen in wat verborgen is in de grote eenvoud van deze spelen.



KOMPANY

De groep die de spelen opvoert wordt 'Kompany' genoemd. Dit omdat zij spelen, dat zij de groep boeren uit Oberufer zijn, die optreden voor het "boeren" publiek. De Kompany komt gezamenlijk op en blijft voor het publiek zichtbaar aanwezig tijdens het hele spel. Zij zingen samen hun liederen en gaan in "ommegangen" door en of om het publiek. De spelers treden in hun rol uit de Kompany om de verschillende scènes voor het voetlicht te brengen. Speeltempo, kleding en enscenering zijn er op gericht het karakter van het boerenspel te handhaven. De beeldende vorm van de oude speelwijze is behouden gebleven.



DRIELUIK

De huidige Oberufer spelen bestaan uit een drieluik van spelen welke tegenwoordig meestal afzonderlijk worden opgevoerd:

Het Paradijsspel

Het Kerstspel

Het Driekoningenspel



PARADIJSSPEL

Het Paradijsspel is het eerste van het drieluik, is het verhaal van Adam en Eva.

Adam verschijnt als eerste mens, God schept uit een rib Eva. De verleiding door de Duivel. Het eten van de boom van goed en kwaad. De triomferende Duivel. Een toornige God. De verdrijving uit het paradijs door de Engel.

Er zijn verhalen bekend uit het middenoosten met verwante thema's, ook stammend uit het stroomgebied van Eufraat en Tigris. Tegenwoordig Irak!

Rollen:

Boompjesdrager - Godvader- Adam - Eva - Duivel - Engel

Het is mogelijk een voorstelling te boeken voor een besloten gezelschap.

De duur van het spel is ca.25 minuten.



KERSTSPEL

Het Kerstspel bestaat eigenlijk uit 3 delen

De Annunciatie (Verkondiging / Maria boodschap)

Het Geboortespel

Het Herdersspel

De spelen worden vaak als een eenheid opgevoerd;

Het Kerstspel

De Kompany komt zingend op en 'de Sterrenzanger', de leider van de Kompany, begroet alles en iedereen, probeert ondertussen de Kompany in toom te houden.

Het verhaal volgt verder het evangelie van Lucas; •De annunciatie, de boodschap van de engel aan Maria. Vanwege een volkstelling: de reis naar Bethlehem van de zorgzame Jozef en de hoogzwangere Maria. Het vergeefs zoeken naar een goed onderkomen. Uiteindelijk de stal bij de os en met de ezel. De geboorte, de kribbe. En dan de Herders, die op een mysterieuze wijze te weten komen dat er een bijzondere geboorte heeft plaats gevonden. Zij zijn eenvoudige mensen die leven vanuit het hart en gaan er op uit om dat kind te vinden. De aanbidding waarin grote verwondering en ontroering spreekt. De blijdschap gevolgd door het juichend zingen van de Kompany.

Ook in dit spel wordt veel gezongen door de Kompany tijdens meerdere ommegangen en ook in verschillende scènes zijn prachtige liederen te horen.Aan humor ontbreekt het ook niet.

Rollen:

Sterrenzanger - Engel Gabriel - Jozef - Maria - 3 Waarden - de Herders; Stiechel, Gallus en Witok - De oude Chrispijn - Pianobegeleiding

Het Kerstspel wordt ieder jaar meerdere malen op diverse locaties voor publiek van diverse pluimage zoals:

Scholen,

Verzorgingshuizen

Kloosters

Bejaardenhuizen

DRIEKONINGENSPEL

Het derde spel uit het drieluik is het Driekoningenspel. De geschiedenis van het bezoek van de koningen aan Herodes. Hun zoektocht naar, en aanbidding van het Christuskind.De waanzin waar Herodes aan ten onder gaat, na eerst opdracht te hebben gegeven voor de kindermoord. Het spel beeldt het drama uit waar de mensheid in alle tijden mee te maken heeft. Er worden, net als in de andere twee spelen, oerbeelden zichtbaar en beleefbaar gemaakt. In dit spel zijn tegenstellingen te herkennen zoals goed en kwaad, onbaatzuchtigheid en zelfzucht. Tijdens het spel bevindt zich de 'zwarte' kant van de Kompany op de ene helft van het speelvlak terwijl de 'witte' kant[ het goede, het zuivere, het innerlijke ] aan de andere zijde is. De tegenpolen spiegelen zich. We zien o.a. de willoze volgeling, de letterknecht, de dienstbare en de innerlijke wijze. Uiteindelijk zal het zelfstandig zoekende op de toekomst gerichte denken het belangrijkst blijken.

Artikel overgenomen van de nieuwsbrief van de Vrije School Helmond



Een uittreksel van een deel van het hoofdstuk waar Emile Bock het over de Kerstviering heeft, met namen over de beelden van de Kerstspel.

Hoewel hij het over de groter spelen heeft, namelijk die van de Oberüfer, zijn de meeste beelden ook gebruikt in het kleine spel.

Hij vraagt ons even terug te denken aan onze kinderdagen en de beelden dat wij toen met ons meedroegen. Het is natuurlijk goed mogelijk dat velen van ons in deze tijden géén ervaringen hebben met deze beelden. Maar ook als wij het pas in onze volwassenheid voor het eerst beleven, brengen ze een diepe indruk met zich mee. Van het kind in de kribbe van Bethlehem ging een toverachtige glans uit, het is als een geheimzinnige lichtbron.

Er ontstaat een geordende figuur: de mensheid groepeert zich rond de kribbe. Daar zijn de herders en ook de koningen. Daar zijn Jozef en Maria. Daaromheen doemen ook nog andere gestalten op: hardvochtige herbergiers die het kind geen onderdak willen geven en de goede waard dat Jozef en Maria met zijn lantaarn naar zijn stal brengt. Ook Herodus verschijnt in de spelen. Zo ontstaat een beeld waarin rijk en arm, oud en jong, slecht en goed vertegenwoordigd is. Kortom, de gehele mensheid!

Bock beschrijft verder hoe, boven het aards-menselijke uit, dat zich in alle eenvoud afspeelt, in de hogere gebieden ook iets anders afspeelt. Vanuit verafgelegen gebieden zagen de wijze koningen aan de sterren dat er iets te gebeuren staat. De herders, met hun droomomhulde zielen, schouwen in de donkere nacht wat zich in het bovenaardse gebied afspeelt. Zij zien de openbaring van de geesteszon, in al zijn gloria verschijnen. Om dat licht heen, scharen zich de hemelse leerscharen. Het Christuswezen neemt zijn intrek in de aardse wereld.

Daardoor kan de vrede konen voor hen die van goede wil zijn
Niet alleen de magische verwachting van onze kinderjaren, maar ook de beleving van de vrede is moeilijk te herwinnen in onze onrustige tijden. De heilige onrust, de onrust van de stille verwachting, moet bezield zijn door de hoop en de vervulling, wil het vruchtbaar zijn.
Bock geeft aan dat wij de heilige onrust en daardoorheen de heilige rust, die de voorwaarde is tot het geheim van de vrede, weer terug zouden kunnen winnen indien wij ons er in zouden oefenen. De adventsweken kunnen ons hierbij helpen. Wij moeten een zintuig aankweken voor wat bezig is ten onder te gaan zodat wij kunnen herkennen wat aan het opkomen is.
Achter de zichtbare, zintuiglijke wereld, schuilt de etherische wereld. Diep in de aarde zijn de etherkrachten actief in de midwinter. Uiterlijk schijn alles dood te zijn, maar het leven, dat de aarde bevrucht, is werkzaam. Met de sterrenkrachten zaait de hemel het nieuwe leven in de schoot van de aarde. De adventsweken zijn de tijd waarin Moeder Aarde ontvangt. En met Kerstmis wordt de aarde tot Maria en baart haar kind. Diep in het binnenste van de aarde is door de sterren een kiem van licht gewekt. Het binnenste van de aarde wordt een kribbe waarin een kind straalt. Ook deze kribbe vormt een geordend beeld. Zo als Jozef en Maria, herders en koningen en al de andere figuren om de kribbe in Bethlehem staan, zo staan om de aarde de sterrenbeelden. De beelden om de kribbe spiegelen kennelijk meer dan op de eerste oogopslag zichtbaar wordt. Hetzelfde beeld is herkenbaar in het natuurgebeuren en ook op kosmische vlak. Ook in ieder menselijke ziel speelt deze eenvoudige maar tegelijkertijd hoogverheven verhaal zich af.

Diepe concentratie, rust en devotie vormt een vereiste voor de mens die een innerlijke weg wil gaan In de kribbe van zijn diepste innerlijk, kan elke mens “Maria” worden en het eigenlijke kerstgeschenk ontvangen. Wat de mensen elkaar gewoonlijk geven met Kerstmis leidt maar al te gemakkelijk de aandacht af van de eigenlijke gaven van de Kerstnacht, die uit de etherische wereld na ons toestromen door de bijzondere geaardheid van de winterse natuur. Voor de mens in onze tijd is het mogelijk om, als wij dat zouden willen, de weg te vinden waardoor wij het christendom weer in kosmische zin leren opvatten.


Over de Kerstspelen

Verschenenen in de schoolkrant van de V.S. Oudorp, Kerstmis 1996
Auteur: P.C. Veltman (overgenomen uit het Maandbericht van de Vrije School uit Hilversum)

De Kerstspelen, zoals die ieder jaar in onze school en in andere Vrije Scholen, in opleidingsinstituten, kerken en op andere plaatsen gespeeld worden, zijn ontdekt door Rudolf Steiners leermeester in de Duitse taal- en letterkunde, professor Schröer. Schröer meende dat hij iets zeer bijzonders ontdekt had, gaf de tekst uit en schreef er een kostelijk boekje over. Sindsdien zijn er in Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk zeer veel lekenspelen gevonden, veel meer dan Schröer er in zijn tijd kende. De literaire wetenschap heeft hem in het gelijk gesteld: de spelen van Oberufer zijn verreweg de mooiste! Rudolf Steiners verdienste is zeker, dat hij deze Kerstspelen behoedde voor bijzetting van de filologische wetenschap.

Ondanks bepaalde aanwijzingen, waarover later, zijn het schilderachtige beeldkarakter en de natuurlijke eenvoud springlevend gebleven door de opvoeringen. In Schröer tijd werden de Kerstspelen in Oberufer en omgeving opgevoerd vanaf de eerste Adventszondag tot en met Driekoningen. Eerst werd het Kerstspel gespeeld, daarna het paradijsspel en vervolgens een klucht. Het Kerstspel bestond uit drie gedeelten: Jozefs tocht met Maria naar Bethlehem en de Blijde Geboorte, het Herdersspel en het Driekoningenspel. Schröer geeft een levendige beschrijving hoe de spelerstroep onder aanvoering van de "meesterzanger", die Kerstboom en ster droeg, op de grote dag uit het huis van de leermeester (regisseur) te voorschijn kwam.

Lang niet ieder jaar was het mogelijk geschikte spelers te vinden, zodat de verwachtingen steeds hoog gespannen waren. Er bestond een vaste volgorde en ook was er een vast aantal dubbelrollen.

De vrouwenrol werd door een boerenjongen gespeeld, aangezien vrouwspersonen niet op de planken mochten verschijnen. Achter de meester-zanger liep de Engel Gabriel, die in alle spelen optrad. Daarna kwamen Jozef en Maria, die ook de Eva speelde. Vervolgens verschenen de drie koningen: voorop de rode koning Melchior, die steeds ook voor God-vader in het Paradijsspel speelde, dan de blauwe Balthazar. Ten slotte Casper de Morenkoning. Hij had een zwarte lap voor het gezicht die snel verwijderd kon worden wanneer hij voor Adam moest spelen. Dan volgde de zwartbaardige Koning Herodes, die ook de overspelige schoenlapper in de Carnavalsklucht moest voorstellen. Vervolgens kwam de duivel, geheel in het zwart met horentjes en een staart. In de hand hield hij een koehoorn, waarop hij lustig toeterde. Achter hem liepen de Hogepriester en Schriftgeleerden. Vervolgens kwam de Hoofdman van Herodes. Deze moest een knappe kerel zijn, want in de klucht moest hij de even fraaie als ontrouwe kleermakersvrouw voorstellen. Maar hij had ook nog andere nevenfuncties. Volgens traditie moest hij de ster dragen en naar voren treden, wanneer de Kerstspelers een concurrerende spelerstroep van een ander dorp ontmoetten.

Men trok ook naar de naburige dorpen om te spelen. Dan ontspon zich een wedstrijd tussen de twee hoofdmannen, wie de meeste vragen van de ander kon beantwoorden. De winnaar mocht dan met zijn troep in het dorp spelen, de verliezer trok af met zijn schare. Achter de hoofdman kwam de lakei, de page en de soldaten die ook de rollen van waarden en geburen vervullen. Geheel achteraan kwamen de herders: de groene Gallus, de blauwe Witok, de rode Stichl, alsmede de ruige, stokoude Crispijn, zo dik in het bont dat hij wel een kreupele beer leek.

Wanneer de spelers zich gereed maakten, liep de duivel naar buiten. Luid toeterend nodigde hij ieder uit naar de spelen te komen; zelfs spring hij op voorbij rijdende wagens, maakte ieder aan het schrikken en bracht het dorp in rep en roer. Spoedig vulden de banken in de herberg zich met toehoorders. Men zat aan drie kanten om de open toneelruimte heen, de vierde kant was afgesloten met een gordijn, waarachter de spelers zich konden verkleden. Daarna kon het spel beginnen.

De buitengewoon belangrijke rol van de Duivel in de spelen verdient alle aandacht. Wat heeft dit vreeswekkende personage niet allemaal te doen! Weliswaar slaat hij Adam en Eva in de boeien en zet Herodes aan tot de afschuwelijke kindermoord, maar ook bewaart hij met zijn knuppel de orde in de zaal, zet tronen en stoelen neer, stoft ze keurig af, schuift ze weer weg, nodigt de spelers uit om te staan, laat hen weer zitten, geeft zwaard en mandaat aan, haalt Adams jutezak weg, maakt grappen, kortom hij is behalve duivel ook potsenmaker en vooral toneelknecht.

In deze duivelsrol ligt een even belangrijk kunstzinnig moment als een diepzinnige achtergrond filosofie. Het volmaakt-boze kan op het toneel eigenlijk niet worden uitgebeeld, het is alleen dragelijk door humor, waardoor - en vooral voor kinderen - ook ontspanning mogelijk wordt. Maar al is een geheel serieuze en onafhankelijke duivel onverdraaglijk, hij is ook onmogelijk en ondenkbaar in het licht van Gods Almacht. Hij moet dan ook een taak in het goddelijke wereld-plan hebben: de duivel is een dienaar Gods, die weliswaar steeds het boze wil, maar desondanks de goede gang van zaken bevordert; een diepe gedachte over het boze, die onder andere zeer duidelijk in Goethes Faust te vinden is. De duistere duivelsrol geeft bovendien de lichtende figuren extra reliëf.

De engel mag steeds de proloog en de epiloog spreken, dus: in eenvoudige woorden aankondigen wat men te zien zal krijgen en na afloop als echte lekenspelen verontschuldigingen aanbieden voor datgene wat men gezien heeft. Tussen Engel en Duivel, rechts en links van het toneel, speelt alles zich af. Allen in het Paradijsspel wordt een tipje van de sluier opgelicht om deze licht-duisternis polariteit in zijn oorsprong te verklaren.

Het Eigenlijke Kerstspel
De Engel Gabriel en het Jezuskind beheersen dit warme en kleurrijke spel. Het boze komt alleen om de hoek kijken bij de ongastvrije waarden. Zeer mooi gevonden is de aan het spel voorafgaande Verkondiging of Annunciatie: Maria blijft alleen achter en de Engel komt haar de blijde boodschap brengen. Daarna begint pas het eigenlijke spel met de proloog van de Engel. Liederen van de "Kompanij" sluiten elke scène af. Met uiterst sobere middelen wordt de moeizame tocht van Jozef en Maria naar Bethlehem uitgebeeld. De drie waarden waren oorspronkelijk man, vrouw en dienstmaagd. Deze laatste verwijst Jozef en Maria naar de stal. Later werden het drie aparte waarden, waarvan de namen Rufinus en Titus luiden, de boze waard heet volgens een Pressburgs manuscript Servilus

Bijzonder mooi en indrukwekkend is in het Oberufer spel, dat de Engel de ster laat neerdalen boven Maria, die de armen omhoog strekt en zo het kind naar de geest ontvangt. Jozef beleeft deze geboorte slapend mee. Er is geen pop en enig echt kind. Het kind moet men zich voorstellen. In de traditionele Kerstspelen bleef Jozef wakker en trachtte onhandig licht te maken, dat steeds weer uitging. Daardoor werd de aandacht van Maria afgeleid, die dan ineens het kind had. De middeleeuwse traditie, die Jozef vaak als een oude, kuchende stoethaspel voorstelde, is historisch niet juist en vindt ook geen steun in de Bijbel (die in die tijd ook niet gelezen mocht worden). We zullen meer van dergelijke dingen tegenkomen die dan ook niet essentieel zijn voor de spirituele kracht en het beeldende vermogen van deze Kerstspelen.

Na de geboorte komen de herders aan de beurt. Zij behoorden tot de onaanzienlijkste in het land. Zij lopen in de stoet ook geheel achteraan in Oberufer. Maar bij deze sociaal misdeelden komt de Engel het eerst. Hoe warm wordt de boodschap ontvangen en wat kost het hun weinig moeite om van hun armoedje nog iets te offeren!

Interessant is het, dat in het spel de blijde boodschap van de Engel al wordt voorbereid, doordat de oude Witok tijdens het eten over de verwachting van de Messias spreekt, hetgeen de herders al spoedig doet springen van vreugde. Meestal hadden de middeleeuwse herdersscènes grote uitvoerigheid: er waren eindeloos veel klachten over koude, wolven en slechte tijden. In het spel van Oberufer is dit duidelijk bekort. Wat wij bij de opvoering niet meer doen, is het rondlopen van de Engel op de lichamen van de slapende herders. In Oberufer mochten de herders niets laten merken. Zo maakten zij de toeschouwers duidelijk dat een Engel geen aards gewicht heeft. De tocht van de herders naar Bethlehem wordt door hun vrolijke dans ingeleid. Liederen en tekst bij de aanbidding en offering in de stal zijn van een grote schoonheid en innigheid. Het herdersspel besluit met de merkwaardige scène, waarin de oude herder Crispijn aankomt. Deze vierde herder is doof, half blind en een beetje simpel. Hij heeft het wonder gemist, een beeld voor de mens die in zijn leven de hogere impulsen niet kan vinden.

Kerst

Kerstmis

De novembermaand waarin dit artikeltje zijn geboorte beleefd, is voor het mensengevoel een tijd waarin de deur tussen wereld van de doden en de levenden op een kier staat. Misschien stormt het daarom wel zo! De natuur legt haar in de loop van het jaar gewonnen kleed weer af. Zij neemt een afwachtende houding aan tot de volgende lente. De mensen zien het proces van het doodgaan en opnieuw gaan leven in een vast ritme voorbijtrekken en toch kunnen zij niet zien dat ook het menselijke wezen zo'n ritmische gang van dood en nieuw leven als wetmatigheid in zich draagt. Misschien geloven ze het wel niet! De uitdrukking: zien is geloven, duidt kennelijk niet op zulke eenvoudige situaties. De meeste mensen denken er zelfs zo over dat ze zeggen: 'Je moet eerst geloven voor je kan zien!' Duidelijk is het zo, dat de mensen van deze tijd heel moeilijk in een reële wereld van doden kunnen geloven, laat staan dat zij ze zouden kunnen 'zien', d.w.z. waarnemen met het hart. In de geestwerelden waarin de zogenaamde doden verblijven, zo zegt Rudolf Steiner, is de situatie juist omgekeerd aan die in de aardse natuur. Daar is de herfsttijd een tijd van toenemend licht, dat begint te gloren in de Michaëlstijd en dat op zijn hoogtepunt komt met Kerstmis, als de zon hier op het noordelijk halfrond op zijn diepste punt staat.

In de tijd voor Kerstmis, de advent genaamd, groeit er in het menselijk hart een verwachting, een subtiel verlangen naar het licht. De mensen letten daar niet op natuurlijk, maar het zet zich om in uiterlijk genoegen, gezelligheid, cadeautjes en kaarsen aan bij het warme haardvuur. Nu ja, je moet heel wat afknagen in de buitenwereld om de binnenwereld tot zwijgen te brengen en te denken dat het je maag is die knaagt. Onbegrepen is het, dat het hart tot begrip wil komen, dat het zich opent voor het licht dat uit het hoofd kan komen: het heldere licht van de waarheid.

Sinds het einde van het donker tijdperk in 1899, is Kerstmis niet meer wat het geweest is. Niet langer behoeft het licht zich schuil te houden. Het roept om herkenning in de ziel. Toen het Jezuskind werd geboren, kon dit licht zich alleen vertonen in de uiterlijke zin. Tot in de stoffelijke waarneembaarheid moet het lichtwezen dalen, om de mensen te kunnen bereiken. In de eeuwen daarna was het Kerstfeest steeds een collectieve herbeleving van dat moment dat aan het begin van de jaartelling staat. De mensen vierden Kerstmis in hun stemmige kerken en kathedralen met elkaar zingend en biddend, vanuit een nog niet door het materialistische denken gekneveld hart, dat in het kaarslicht of de beelden van de kribben kon worden ontstoken. Het zien was nog geloven en het geloven bracht tot zien.

Het menselijke bewustzijn is na de zogenaamde Renaissance (vijftiende eeuw) beduidend veranderd. Eerst zien - dan gebruiken, is het motto geworden. De mensen maken zich meester van de materie. Zij raakten gefascineerd door het dode, de lijkenwereld, de wereld waarin de goden niet meer zijn of het menselijke, waaruit de mens zich heeft teruggetrokken, zijn huls achterlatend, worden bij kunstlicht onderzocht. Knap zijn de mensen geworden in het herschrijven en gebruiken van de dode buitenwereld. Maar het levende mensenhart verdort, het hoofd verzilt en de ledematen verkalken bij al die uiterlijke heerlijkheid. Dorstend, smachtend, brandend mensenhart dat niet gevoed kan worden door het zout der aarde, doch alleen door het licht der aarde.

In de Kerstbijeenkomst in 1924 bij de heroprichting van de Antroposofische Vereniging, sprak Rudolf Steiner de grondsteenmeditatie uit gericht tot de harten van de daar aanwezigen en allen die het willen horen, ook mensen! Het laatste deel ervan luidt in het nederlands als volgt:

In de Wending der tijden

Trad het wereld-geestes-licht

In de aardse wezensstroom;

Nacht-duister

Was uitgewerkt;

Daghelder licht

Straalde in mensenzielen;

Licht

Dat verwarmt

De arme herdersharten;

Licht

Dat verlicht

De wijze koningshoofden.

Goddelijk licht,

Christus-zon,

Verwarm

Onze harten,

Verlicht

Onze hoofden,

Dat goed worde

Wat wij

Uit harten stichten,

Wat wij

Uit hoofden

Doelvervuld leiden willen.

Midden in het eerste deel gaat de spreuk over van de verleden in de tegenwoordige tijd. Eerst wordt in de herinnering geroepen de kerstgebeurtenis aan het begin van de jaartelling en vervolgens spreekt hij dan van de moderne kerstervaring: Goddelijk Licht, Christus-Zon verwarm onze harten, verlicht onze hoofden. Daar is het antwoord op het smachten van het hart in deze tijd.

De mensen zullen door het verwarmde hart het hoofd kunnen verlichten maar nu met Christuskracht. Christus wil in deze lichte tijd geboren worden, niet in een groepsgebeuren, maar in iedere individuele ziel die daaraan zelf wil werken. Dan eerst kan het menselijk handelen goed worden, zoals het laatste deel zegt.

De hier afgedrukte spreuk, als ze tenminste klinkt als een gebed vanuit het menselijk hart, kan tot een ware kerstbeleving worden.

Dan zullen wij elkaar met recht kunnen toewensen:

Een gezegend Kerstfeest

Henk Gerbrands

Uit: krant Stichting Kore, Ahrnem

De Kersttijd

verschenenen in de schoolkrant, Oudorp Kerstmis 2000
auteur: Gerdina Matthiessen

Een paar weken na de Michaëlstijd is het de tijd van de Engel Gabriël. Hij verkondigt de geboorte van Jezus Christus. Rudolf Steiner noemt hem de moederlijke engel; de engel die de zielen van de ongeborenen naar hun aardse bestaan leidt. Het woord Advent is afgeleid van het Latijnse woord Advenire, dat aankomen betekent.

Advent is de tijd van bezinning op het begin van de levensweg van de mens Jezus. Het is de tijd van voorbereiding, de tijd van vreugdevolle verwachting. De duisternis in deze tijd van het jaar drukt uit dat we ons in de "nacht" van het jaar bevinden. Advent heeft een avondkarakter en kerstmis is een nachtgebeuren. In de avond gaan onze gedachten en gevoelen twee kanten op. Zo worden we aan de ene kant in de Advent herinnerd aan de tijd van de voor-christelijke godsdiensten, waarin de intense hoop leefde op de komst van de Verlosser. Aan de andere kant is Advent ook een gebeuren van nu en de toekomst. Nu is het de tijd dat Hij in ons bewustzijn komt; dat is het kerstgebeuren, bestemd voor deze tijd. Wanneer Kerstmis alleen een herdenking van historische gebeurtenissen zou zijn, zou dit in onze ziel tot een grote leegte leiden. Historisch gezien is er de geboorte van Jezus. Maar in het verdere verloop van Jezus' leven wordt de opstanding het belangrijkste. Bij de opstanding begint een nieuwe fase voor de mensheid.

Het kerstfeest valt na de zomerzonnewende. In de natuur wordt de kracht van het licht langzaam groter. De natuur is afgestorven, maar heeft een actief leven in de aarde, waar de wortels groeien. Daar wordt in het verborgene voorbereid wat straks aan het licht zal komen. De krachten die daar werken zijn ontstaan in de zomer. De mens moet ook het hele jaat actief zijn. Deze activiteit is een openstellen, een luisterend openen; in de herfst een verwerken en in de kersttijd een zelfstandig laten worden. Een geboren laten worden van de eigenlijke wezenskern van de mens. Het kerstfeest is dus de geboorte van het "Ik" in de ziel van de mens. Het kosmische licht wordt een innerlijk licht. Dit is mogelijk gemaakt door het leven van Jezus Christus op aarde.

Toen Hij geboren werd, ongeveer 2000 jaar geleden, hoorden herders engelenstemmen die de geboorte verkondigden. De wereld van de Geest sprak zich uit in de sfeer van de elementen. Dit konden de herders vanuit hun aardverbondenheid beleven. De tijd van Kerstmis tot Driekoningen duurt 12 dagen, als oerbeeld voor de twaalf maanden van het jaar. Op deze kersttijd sluit de driekoningentijd aan. Al uit de eerste eeuwen van het Christendom stamt het feest Epifaneia, dat betekent: "De Verschijning des Heren". Wijze Koningen uit het Oosten lezen aan de sterrenhemel af dat een belangrijke geboorte op aarde heeft plaatsgevonden. De geschenken van de koningen zijn goud, wierook en mirre. Deze geschenken drukken het wezen van denken, voelen en willen uit.

Het denken kan zich doordringen van het licht; b.v. "mij gaat een licht op" wordt vaak als uitdrukking gebruikt. Dit wordt gesymboliseerd door de goudglans van degene die zijn hoger "Ik" in de kersttijd bewust wordt. Het voelen richt zich op de eerbied en de dankbaarheid dat het licht naar ons toekwam. Deze gevoelens kunnen enthousiasme en idealen worden. Dat drukt zich uit in de wierook. De wil kan gewond raken aan de weerbarstige wereld en heeft genezing nodig. De mirre heeft genezende werking. Driekoningen valt op 6 januari. Op deze dag wordt ook de doop van Jezus in de Jordaan herdacht. Dit is de gebeurtenis waar Jezus in zekere zin zijn eigen naam en wezen ontvangt: namelijk Christus. Ook de bruiloft te Kana waar Christus z'n eerste wonder verrichte door water in wijn te veranderen valt op 6 januari. Aan het begin van het jaar staat dus een drieheid van feesten die innerlijk met elkaar samenhangen nl. Advent, Kerstmis en Driekoningen.

De kerstboom

Een antroposofische kerstboom  wordt veel later opgezet als wij gewend zijn, pas op de Kerstavond. Het is vaak versierd met 'kerstboomtekens'. Deze tekens zijn symbolen voor de ontwikkeling van mens en aarde door de verschillende tijdperken heen. Ook wordt er papieren rozen in gegangen - 30 rode rozen (als teken van de dertig levensjaren van Jesus)  in de boom en 3 witte rozen bovenaan. (als teken van de drie jaren na de doop in de Jordaan en tot zijn dood)

De basistekens zijn de naturel gekleurde tekens in de afbeelding.

vierkant oud-Indische tijd
driehoek oud-Perzische tijd
tarot Egyptische/Assyrische tijdperk
tao Griekse/Romeinse tijdperk
pentagram onze tijd, het Christelijke tijdperk
Het Alpha- en het Omegateken aan weerszijden zijn symbolen voor Christus.
Later is deze basisreeks aangevuld met de planeettekens. Die staan voor de grote ritmen waarmee de aarde zich ontwikkeld. De planeettekens kun je als een slinger door de boom hangen.



Saturnus blauw haagbeuk

Zon wit es

Maan paars kers

Mars rood eik

Mercurius geel iep

Jupiter oranje esdoorn

Venus groen berk

 Op Tineke's doehoek  http://www.doehoek.nl/ zijn er aanwijzingen en uitleg te vinden van alle kersttekens en planetentekens, alsook een werktekening, voor het zelf maken van de tekens uit triplex. Verder zijn er leuke knutsel ideeën  en Kerstliedjes te vinden.

Driekoningen

Driekoningen
De epifanietijd, ook driekoningentijd genaamd, begint op 6 januari. Tot deze tijd behoren vier zondagen en vier weken. De zesde januari bezat vroeger in de christenheid een grote betekenis, die ver uitsteeg boven die van ons huidige kerstfeest. Volgens de Bijbel kwamen de drie wijzen (later koningen) pas op 6 januari met hun geschenken aan bij de stal in Bethlehem.
Kaspar gaf Jezus mirre, een parfum waarmee doden werden ingewreven, om aan te geven dat Jezus zou lijden en sterven. Van Melchior kreeg Hij het rode Goud, ten teken dat Hij de Koning der Koningen zou zijn. Balthasar bracht wierook mee, ten teken dat Jezus zou worden geëerd.
Dertig jaar later voltrok Johannes de Doper op 6 januari de Jordaan-doop aan Jezus van Nazareth. Johannes werd bij deze doop de getuige van de eigenlijke geboorte van Christus. Want 'de hemelen openden zich en hij schouwde de Godesgeest die nederdaalde als een duif en over hem kwam.' En de stem uit de hemel die Johannes op dit verheven moment kon horen, sprak: 'Dit is mijn geliefde Zoon, in wie ik mij openbaar.'
Dit moment wordt in een belangrijke passage uit het Lukasevangelie als volgt omschreven: 'Ik heb u heden verwekt.' Met de doop in de Jordaan, de geboorte van Christus op aarde in het lichaam van Jezus van Nazareth, beginnen de drie jaren op aarde van de Zoon Gods.

'Epifanie', 'verschijning' wordt deze tijd genoemd. Het woord vindt zijn oorsprong in het Griekse epiphaino = 'over-schijnen'. De ster die de koningen hadden gezien, was niet zichtbaar aan de uiterlijk waarneembare sterrenhemel. De belangrijke sterrenconstellaties uit die tijd vormden als het ware een profetische verwijzing naar de belangrijke geestelijke gebeurtenis, waarop de ingewijden in alle grote culturen wachtten.

De 'ster' die daar beleefd werd, was het geestelijke wezen van de goddelijke Zoon, die straalde over het kind op aarde. En deze 'ster' verbond zich tijdens de doop in de Jordaan met Jezus van Nazareth.


Feest en gebak

In de Middeleeuwen duurde het feest soms acht dagen. In sommige landen (waaronder Spanje) wordt Driekoningen nog steeds uitvoerig gevierd. Het is voornamelijk een kinderfeest dat veel weg heeft van het Sinterklaasfeest. Een paar weken voor Driekoningen schrijven kinderen een brief naar de drie koningen waarin ze vertellen wat ze graag willen hebben. Op 6 januari zijn er optochten waarbij de koningen snoepgoed naar de kinderen gooien.
Ieder kind wil graag een koning zijn. Op Driekoningendag bepaalt het lot je koningsschap. Een taart, brood, cake of koek kan dit uitgekozen worden in zich dragen. Je kunt drie bonen in het baksel verstoppen: twee witte en een bruine. Dat is om de mensen eraan te herinneren dat twee van de koningen wit waren en één bruin. Het kind dat de bruine boon krijgt, mag die dag koning zijn en is de baas over iedereen.

Overgenomen uit  Vrije Opvoedkunst
http://www.ontwerpt.nu/vo/vsdriekoningen.html

Drie Koningen 6 januari


Kerstmis is het verhaal van de herders die ingefluisterd door de engelen op zoek gaan naar het Kind in de stal (Lucasevangelie) en Driekoningen is het verhaal van de koningen die het kind verwachtten en geleid werden door de ster naar Betlehem (Mattheusevangelie).

Als het op 6 januari Driekoningen is, zijn de Herders al weg. Op oude schilderijen zie je het Kind ook vaak bij Maria op schoot zitten als de Koningen hem komen aanbidden, in plaats van liggend in de kribbe. De sfeer is veel minder vredig dan de sfeer die rond Kerstmis hangt. Bij de Oberuferkerstspelen komen de verschillen ook duidelijk naar voren; de stuntelige alvoelende herders tegenover de voorname, wijze alwetende koningen. De drie wijze koningen brachten, evenals de herders, geschenken mee. Met hun geschenken geven de drie koningen tekens over het leven van het kind. Van Melchior kreeg Hij het rode Goud, het beeld van de zuivere onaantastbare wijsheid, ten teken dat Hij de Koning der Koningen zou zijn. Balthasar bracht wierook mee, als beeld voor de overgave, ten teken dat Jezus zou worden geëerd. Casper gaf Jezus mirre, een parfum waarmee doden werden ingewreven, als beeld van de overwinning van de dood.

Dan is er nog de legende van een vierde wijze, Talander, waar onze school naar is vernoemd. Hij vertrok evenals de andere drie, maar kwam niet op tijd in Bethlehem omdat er op zijn weg zoveel ellende en armoede onder mensen was waar hij zijn aandacht aan gaf. Toen Talander op Golgotha Christus toch nog ontmoette sprak deze tot hem: “Wat je voor mijn broeders hebt gedaan, heb je voor mij gedaan!” Al had Talander Hem niet daadwerkelijk ontmoet, zijn hele zoektocht droeg hij de Christus in zichzelf door de wijze waarop hij geleefd en gewerkt had voor zijn medemens.







Wat betekent dit jaarfeest voor jezelf?

In deze koude wintertijd, waarin een lichtkiem of een ideaal in ons tot ontwikkeling wil komen, zijn we aangewezen op onze zielekwaliteiten. Door deze te oefenen wordt er voor deze kiemen een vruchtbare ‘aardegrond’ geschapen.

Onze beschaving neigt maar al te vaak tot kritiek, tot oordelen en afbreken en slechts weinig tot eerbied, tot vereren met hart en ziel. Wanneer we in staat zijn om vanuit ons innerlijk wezen in alle dingen het goede te zien en een afbrekend oordeel terug te houden, dan worden er nieuwe krachten in ons gewekt.

Wat we eveneens leren is ons inleven in deze nieuwe kiemen en hen geschenken geven. We kunnen ze net als de drie koningen met onze (in ontwikkeling zijnde) gaven van kennis, hartewarmte en vaardigheden (het denk-, gevoels- en wilsgebied) omringen tot ze volgroeid zijn en in de wereld op eigen benen kunnen staan.

Ben ik, zoals de koningen, bereid te doen wat mijn innerlijke stem mij opdraagt? Of vlucht ik, net zoals Herodes, uit angst in wanhoopsdaden? Volg ik de drang naar macht, of handel ik in dienst van wat in hogere zin het goede heet?



Hoe het feest gevierd kan worden op school:

De kinderen komen vol spanning de klas in, want vandaag mogen er drie kinderen de koningen zijn. Er is een driekoningenbrood gebakken met drie boontjes erin. Een bruin boontje voor koning Casper en twee witte voor Balthasar en Melchior. De kinderen die het stukje brood krijgen met een boontje erin, zijn voor die dag koning. Met een kroontje! En dat is een grote eer!
Hierna wordt het Driekoningenspel gespeeld.
Overgenomen van Vrije School Talander

http://www.talander.org/

De 12 Heilige nachten

Dromen tijdens de Twaalf heilige nachten

Tekst: Calista van Amerongen
Gepubliceerd in: Seizoener, winternummer 2007

De Twaalf heilige nachten kennen wij tegenwoordig als de nachten tussen 25 december en 6 januari, de tijd die de drie koningen nodig hadden om vanuit het oosten aan te komen in Bethlehem, waar in de kerstnacht het kind Jezus was geboren. En precies midden in deze periode vieren wij onze jaarswisseling. Deze opvatting is echter pas na de kerstening ontstaan. De impact van de Twaalf nachten is in vroeger tijden veel groter geweest dan wij in onze tijd nog ervaren. Misschien wordt het tijd eens te luisteren naar wat onze voorouders over deze heilige nachten te vertellen hebben.

De Twaalf nachten waren al een begrip bij onze verre voorouderen. Deze heidenen kenden geen nieuwjaarsdag. Zij vierden de overgang van het oude in het nieuwe jaar met een feestperiode van twaalf dagen en nachten. Zeer waarschijnlijk is Oud & Nieuw zelfs het oudste feest ter wereld dat in verschillende tradities op evenzo verschillende wijzen wordt gevierd. Bij de Germaanse volkeren lag het hele maatschappelijke leven gedurende die twaalf dagen en nachten stil. Gebeurde dit niet, dan geloofde men dat dat ongeluk bracht. Er mocht geen graan gedorst worden, omdat anders al het koren zou bederven zover als men het dorsen kon horen. Men moest niet uit een open bron drinken, hoesten moest men in een bak, een emmer of een ton, omdat het anders ziekte zou brengen en een vader mocht zijn kind niet uit het oog verliezen, omdat het anders zou veranderen in een watervat of tobbe. Ook tussen vijanden heerste in deze dagen een wapenstilstand, die vaak zelfs wettelijk verplicht was, en in de huishoudens gold het als het oproepen van onheil, wanneer men tijdens deze twaalf dagen en nachten de was deed, brood bakte of peulvruchten at.

Voorspellingen

De twaalf dagen tussen Kerst en Driekoningen heetten in vroegere eeuwen ook wel ‘lotdagen’. Om de toekomst te kennen begaf men zich tijdens deze dagen zwijgend naar een wegenkruispunt waar men luisterde en lette op voortekens die zowel het weer als ook andere gebeurtenissen aanduidden. Het woord ‘lot’ duidt hier niet op noodlot, maar wordt gebruikt in de oude betekenis van ‘luister’. Elke nacht gaf een voorspelling voor een van de komende twaalf maanden. Dromen tijdens de Twaalf heilige nachten zouden hetzelfde voorspellende karakter hebben. Oeroude overleveringen verhalen van geesten van de gestorvenen die in de nachten de levende mensen bezoeken.

Zielservaringen

Volgens de antroposoof Rudolf Steiner waren het juist deze natuurmensen uit vroegere tijden die nog verbinding hadden met de kosmos. In een voordracht uit 1913 zegt hij dan ook dat er in de volkspoëzie nogal wat te vinden is ‘over ziele ervaringen tussen Kerstmis en Driekoningen. Dat is de tijd dat de grootste duisternis zich, onmiddellijk na de zonnewende, over de aarde heeft verspreid. Als de zon na haar diepste onderdompeling dan weer aan haar zegetocht begin, kan met de bevrijding en verlossing van de natuur ook de menselijke ziel heel bijzondere ervaringen hebben.’ Wij, in onze verstedelijkte samenleving, hebben die verbinding met de natuur allang verloren. Toch zou je, als je je er bewust van bent, kunnen ervaren dat deze Twaalf nachten anders aanvoelen dan andere nachten.

Tijd voor bezinning

Ook vanuit astrologisch oogpunt zijn de Twaalf heilige nachten van oudsher in onze cultuur een bijzondere tijd. Zij vormen de dagen die ons zonnejaar van 365 dagen laat aansluiten op het maanjaar van twaalf maanden. De synodische maanomloop, dat wil zeggen de tijd van bijvoorbeeld volle maan tot volle maan, bedraagt 29,5 dag. Twaalf maal 29,5 is 354; een verschil van elf dagen. Deze werden gezien als restdagen, als extra tijd. Tijd voor bezinning, om even terug te houden. We kunnen dat ook zien in de ontwikkeling van de lengte van de dagen. Met midwinter, 21 december, hebben we de langste nacht en de kortste dag, waarna de dagen in principe weer gaan lengen. We zien dan echter dat de lengte van de dagen rond kerst een aantal dagen lang vrijwel constant blijft. Net alsof ook de zon even op de plaats rust houdt.

Metafoor

Heel de aarde lijkt dus in ruste. Maar schijn bedriegt. De aarde is een levend organisme, dat net als de mens, net als het tij van eb en vloed een in- en een uitademing kent. Wat ademt de aarde dan in en uit? Welnu: scheppingskrachten, levenskrachten. Dat is ook te zien aan de bomen en bloemen en de geboorte van jonge dieren. ’s Winters trekken deze scheppingskrachten zich terug in de aarde. Niet om daar in slaap te vallen, maar om daar, zoals ook het verhaal van de Wortelkindertjes ons verteld, voorbereidingen te treffen voor weer nieuw leven. De winter is dus de periode dat de krachten in de aarde het sterkst zijn. Daardoor kan de Christuskracht, of zo je wilt de geesteskracht, zich met die aardekrachten verbinden. Het is dan ook niet zomaar dat Jezus in de winter, in die ingeademde periode, is geboren. Het hele kerstverhaal zou je kunnen zien als een metafoor voor wat er gebeurt op het moment dat de levenskrachten in de aarde zitten. Maria die een boodschap krijgt van de engel, de geesteskracht die op aarde incarneert, de herders die allen in hun droom een boodschap hebben gekregen, de twaalf dagen die de driekoningen over hun reis doen… Er wordt gezegd dat in deze periode de sluier tussen hemel en aarde het dunst is. Dit lijkt overeen te komen met de ervaringen van onze heidense voorouders die in die nachten wel degelijk iets bijzonders ervoeren, maar door gebrek aan kennis niet verder kwamen dan het te benoemen als demonen.

Droomlied

Wie zijn ervaringen wel prachtig kon verwoorden was Olav Åsteson die in een sage van het Noorse volk leeft. Zijn ‘Droomlied’ is opgetekend uit de mond van de Noorse bevolking en speelde waarschijnlijk rond het jaar 1000. In het lied zoals wij dat nu kennen wordt Olav in 48 verzen geschilderd als de ingewijde die in de Twaalf heilige nachten een mysterieslaap doormaakt. ‘Hij legde zich in de kerstnacht neer en slaap kreeg hij, zo sterk, ontwaakte niet voor de dertiende dag toen ’t volk al ging ter kerke. En dat was Olav Åsteson, Geslapen heeft hij lang.’ (vers 2) Volgens het lied ging Olav op de dertiende dag – Driekoningen- naar de kerk om de gemeente te delen in zijn belevenissen. Zo vertelt hij over zijn komst tot aan de poort van de dood. Hoe hij neerdaalde tot in het diepst van de aarde en opsteeg op naar wolkenhoogte. ‘Ik ben tot in de wolken geweest en diep in het zwarte slijk, ik heb er de hete hel gezien en een deel van het hemelrijk. De maan schijnt helder, steeds verder wijken de wegen.’ (vers 11) Ook beschrijft het droomlied hoe Olav via de hemelbrug de kloof tussen de menselijke en de kosmische wereld oversteekt. Dit voedt de gedachte dat gedurende de Twaalf nachten de verbinding van onze aardse wereld met de geestelijk wereld het meest intens is. En dat als je je hiervan zeer bewust bent, je dat zelf ook kunt ervaren. Bijvoorbeeld door middel van voorspellende dromen. Dat dat niet alleen iets uit het verleden is, illustreert het werkboek Fluisteringen van Licht van Christine de Vries. Hierin moedigt zij deelnemers aan hun dromen tijdens de Twaalf nachten op te schrijven. Een ervaring wordt als volgt beschreven: ‘Ik beleef het als ik buiten in de natuur ben en in mijn nachtelijke dromen. Een paar jaar geleden werd ik me dit bewust. Vanaf dat moment ging ik tijdens die bijzondere nachten slapen met een vraag en met de wens alert te zijn op mijn dromen. Dit betekent de tijd nemen om wakker te worden en dan niet teveel draaien in bed om bij mijn dromen te blijven. Meteen schrijf ik steekwoorden op en denk niet ‘dat onthoud ik wel voor straks’, want de meeste dromen ontglippen wanneer ik uit bed stap. De ene morgen lukt het me beter dan de andere. Al een paar jaar achter elkaar merk ik dat de thema’s van de dromen al een sluier oplichten van de thema’s van mijn leven in het nieuwe jaar. De ontvankelijkheid voor wat ‘van al zo hoge’ komt, is groot. Groter dan anders.’ Door de ervaringen van onze voorouders te kennen, kunnen we de Twaalf heilige nachten met nieuwe, open, ogen bezien. Ik wens iedereen lange nachten vol mooie dromen toe.

Bronnen:

• Een gesprek met Henk van Oort, oud-vrijeschoolleraar en auteur van het boekje ‘Antroposofie, een inleiding’ • Het droomlied van Olav Åsteson, met twee voordrachten van Rudolf Steiner, 1981, Uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist. • Fluisteringen van licht, werkboek creatief schrijven en mediteren voor de tijd van Advent en Kerst 2007/2008, Christine de Vries, 2007, A3 boeken, Geesteren. • De Wortelkindertjes, Freddie Langeler, Gebr. Kluitman, Alkmaar • De digitale snelweg





De Heilige Nachten: een tijd van bezinnen

Zoals in veel oude culturen al bekend was, is de tijd van 24 december tot 6 januari een periode van ‘wereldrust’, de aarde zelf is gevat in innerlijke stilte. Juist tijdens 'de Heilige Nachten', staat de hemel als het ware open en kan ieder mens zich gemakkelijker verbinden met spirituele impulsen.

"Zo kunnen de Heilige Nachten jaarlijks een periode van bezinning (verleden) en bezieling (toekomst) vormen. Je kunt de ‘tijd van de heilige nachten’ ingaan met een persoonlijke vraag, een ‘levensvraag’ waarmee je worstelt, of een vraag ‘aan de toekomst’. Een klein ritueel kan je helpen om in een passende, ‘innerlijk verstilde stemming’ te raken/blijven op de momenten dat je met deze (of andere vragen) probeert te leven. De tijd voor het slapen gaan en na het wakker worden zijn van belang…Brand iedere avond een kaarsje en wees stil. Kijk met aandacht naar een mooi beeld (kunstwerk, ansichtkaart, ikoon), lees iedere avond in een passend boek, stukjes uit het Nieuwe Testament, of een andere inhoud die voor jou essentieel is. Noteer na het wakker worden de stemming waarin je ontwaakte, beelden, dromen of gevoelens waarmee je wakker werd. Proef in jezelf juist in deze dagen en nachten: aan welke mensen moet ik ‘opeens’ denken, wie komt er op mij toe (met een telefoontje, een brief, of in je bewustzijn); komt er in je naar boven dat je dit-of dat met die-of-die persoon juist nu toch echt wil regelen/goed maken/in beweging brengen?"

[Geciteerde tekst uit: ABC Magazine 23, een digitale uitgave van ABC Antroposofie (abonneren kan via: bestellingen@abc-antroposofie.nl)]