woensdag 19 januari 2011

De Kersspelen

CULTUREEL ERFGOED














Afb. van website
http://www.vswonnebald.nl/

Kerstspelen zijn van laat middeleeuwse oorsprong en werden in heel Europa vanaf de 12e eeuw als toneelspel vertoond. De meeste van deze spelen zijn echter verloren gegaan of werden zodanig gewijzigd dat zij niet meer in de oorspronkelijke vorm bewaard zijn.

Een uitzondering hierop vormen de Kerstspelen uit OBERUFER. Oberufer is gelegen op een eiland in de Donau in het Hongaars Oostenrijks grensgebied. De bevolking bestond sinds de 16e eeuw uit voornamelijk Duitse boeren immigranten. Zij spraken een andere taal dan de mensen uit de omgeving en hadden ook een andere cultuur. Zij wensten hun eigen gebruiken en gewoonten te handhaven. Zo voerden zij jaarlijks de zelfde oude spelen op in de kersttijd. Deze traditie wisten zij tot midden in de 19e eeuw voort te zetten. Door het eeuwenlang culturele isolement, gevrijwaard van moderniseringen, zijn deze volkse middeleeuwse spelen uit Oberufer authentiek te noemen.

Karl Julius Schröer, een Duitse onderzoeker van taal en dialecten heeft rond 1860 gelukkig nog voor de industriële revolutie, ook Oberufer veranderde, de spelen kunnen noteren. De oorspronkelijke taal in dichtvorm is zo bewaard gebleven. Een leerling en vriend van Schröer, Rudolf Steiner, heeft de spelen later weer geschikt gemaakt voor opvoering. Helaas is de muziek verloren gegaan, maar speciaal voor deze spelen zijn nieuwe, goed aangepaste, muziek en liederen gecomponeerd door Leopold van der Pals. De tekst is vertaald in het Nederlands door Sanne Bruinier. Het is een goed verstaanbare 'oud boerse' taal, een mengeling van dialecten en herkenbare middeleeuwse taal. In onze tijd goed te volgen, ondersteund door de sprekende beelden van het spel.

- Velen, die ieder jaar weer gaan kijken of meespelen, doen steeds weer opnieuw ontdekkingen in wat verborgen is in de grote eenvoud van deze spelen.



KOMPANY

De groep die de spelen opvoert wordt 'Kompany' genoemd. Dit omdat zij spelen, dat zij de groep boeren uit Oberufer zijn, die optreden voor het "boeren" publiek. De Kompany komt gezamenlijk op en blijft voor het publiek zichtbaar aanwezig tijdens het hele spel. Zij zingen samen hun liederen en gaan in "ommegangen" door en of om het publiek. De spelers treden in hun rol uit de Kompany om de verschillende scènes voor het voetlicht te brengen. Speeltempo, kleding en enscenering zijn er op gericht het karakter van het boerenspel te handhaven. De beeldende vorm van de oude speelwijze is behouden gebleven.



DRIELUIK

De huidige Oberufer spelen bestaan uit een drieluik van spelen welke tegenwoordig meestal afzonderlijk worden opgevoerd:

Het Paradijsspel

Het Kerstspel

Het Driekoningenspel



PARADIJSSPEL

Het Paradijsspel is het eerste van het drieluik, is het verhaal van Adam en Eva.

Adam verschijnt als eerste mens, God schept uit een rib Eva. De verleiding door de Duivel. Het eten van de boom van goed en kwaad. De triomferende Duivel. Een toornige God. De verdrijving uit het paradijs door de Engel.

Er zijn verhalen bekend uit het middenoosten met verwante thema's, ook stammend uit het stroomgebied van Eufraat en Tigris. Tegenwoordig Irak!

Rollen:

Boompjesdrager - Godvader- Adam - Eva - Duivel - Engel

Het is mogelijk een voorstelling te boeken voor een besloten gezelschap.

De duur van het spel is ca.25 minuten.



KERSTSPEL

Het Kerstspel bestaat eigenlijk uit 3 delen

De Annunciatie (Verkondiging / Maria boodschap)

Het Geboortespel

Het Herdersspel

De spelen worden vaak als een eenheid opgevoerd;

Het Kerstspel

De Kompany komt zingend op en 'de Sterrenzanger', de leider van de Kompany, begroet alles en iedereen, probeert ondertussen de Kompany in toom te houden.

Het verhaal volgt verder het evangelie van Lucas; •De annunciatie, de boodschap van de engel aan Maria. Vanwege een volkstelling: de reis naar Bethlehem van de zorgzame Jozef en de hoogzwangere Maria. Het vergeefs zoeken naar een goed onderkomen. Uiteindelijk de stal bij de os en met de ezel. De geboorte, de kribbe. En dan de Herders, die op een mysterieuze wijze te weten komen dat er een bijzondere geboorte heeft plaats gevonden. Zij zijn eenvoudige mensen die leven vanuit het hart en gaan er op uit om dat kind te vinden. De aanbidding waarin grote verwondering en ontroering spreekt. De blijdschap gevolgd door het juichend zingen van de Kompany.

Ook in dit spel wordt veel gezongen door de Kompany tijdens meerdere ommegangen en ook in verschillende scènes zijn prachtige liederen te horen.Aan humor ontbreekt het ook niet.

Rollen:

Sterrenzanger - Engel Gabriel - Jozef - Maria - 3 Waarden - de Herders; Stiechel, Gallus en Witok - De oude Chrispijn - Pianobegeleiding

Het Kerstspel wordt ieder jaar meerdere malen op diverse locaties voor publiek van diverse pluimage zoals:

Scholen,

Verzorgingshuizen

Kloosters

Bejaardenhuizen

DRIEKONINGENSPEL

Het derde spel uit het drieluik is het Driekoningenspel. De geschiedenis van het bezoek van de koningen aan Herodes. Hun zoektocht naar, en aanbidding van het Christuskind.De waanzin waar Herodes aan ten onder gaat, na eerst opdracht te hebben gegeven voor de kindermoord. Het spel beeldt het drama uit waar de mensheid in alle tijden mee te maken heeft. Er worden, net als in de andere twee spelen, oerbeelden zichtbaar en beleefbaar gemaakt. In dit spel zijn tegenstellingen te herkennen zoals goed en kwaad, onbaatzuchtigheid en zelfzucht. Tijdens het spel bevindt zich de 'zwarte' kant van de Kompany op de ene helft van het speelvlak terwijl de 'witte' kant[ het goede, het zuivere, het innerlijke ] aan de andere zijde is. De tegenpolen spiegelen zich. We zien o.a. de willoze volgeling, de letterknecht, de dienstbare en de innerlijke wijze. Uiteindelijk zal het zelfstandig zoekende op de toekomst gerichte denken het belangrijkst blijken.

Artikel overgenomen van de nieuwsbrief van de Vrije School Helmond



Een uittreksel van een deel van het hoofdstuk waar Emile Bock het over de Kerstviering heeft, met namen over de beelden van de Kerstspel.

Hoewel hij het over de groter spelen heeft, namelijk die van de Oberüfer, zijn de meeste beelden ook gebruikt in het kleine spel.

Hij vraagt ons even terug te denken aan onze kinderdagen en de beelden dat wij toen met ons meedroegen. Het is natuurlijk goed mogelijk dat velen van ons in deze tijden géén ervaringen hebben met deze beelden. Maar ook als wij het pas in onze volwassenheid voor het eerst beleven, brengen ze een diepe indruk met zich mee. Van het kind in de kribbe van Bethlehem ging een toverachtige glans uit, het is als een geheimzinnige lichtbron.

Er ontstaat een geordende figuur: de mensheid groepeert zich rond de kribbe. Daar zijn de herders en ook de koningen. Daar zijn Jozef en Maria. Daaromheen doemen ook nog andere gestalten op: hardvochtige herbergiers die het kind geen onderdak willen geven en de goede waard dat Jozef en Maria met zijn lantaarn naar zijn stal brengt. Ook Herodus verschijnt in de spelen. Zo ontstaat een beeld waarin rijk en arm, oud en jong, slecht en goed vertegenwoordigd is. Kortom, de gehele mensheid!

Bock beschrijft verder hoe, boven het aards-menselijke uit, dat zich in alle eenvoud afspeelt, in de hogere gebieden ook iets anders afspeelt. Vanuit verafgelegen gebieden zagen de wijze koningen aan de sterren dat er iets te gebeuren staat. De herders, met hun droomomhulde zielen, schouwen in de donkere nacht wat zich in het bovenaardse gebied afspeelt. Zij zien de openbaring van de geesteszon, in al zijn gloria verschijnen. Om dat licht heen, scharen zich de hemelse leerscharen. Het Christuswezen neemt zijn intrek in de aardse wereld.

Daardoor kan de vrede konen voor hen die van goede wil zijn
Niet alleen de magische verwachting van onze kinderjaren, maar ook de beleving van de vrede is moeilijk te herwinnen in onze onrustige tijden. De heilige onrust, de onrust van de stille verwachting, moet bezield zijn door de hoop en de vervulling, wil het vruchtbaar zijn.
Bock geeft aan dat wij de heilige onrust en daardoorheen de heilige rust, die de voorwaarde is tot het geheim van de vrede, weer terug zouden kunnen winnen indien wij ons er in zouden oefenen. De adventsweken kunnen ons hierbij helpen. Wij moeten een zintuig aankweken voor wat bezig is ten onder te gaan zodat wij kunnen herkennen wat aan het opkomen is.
Achter de zichtbare, zintuiglijke wereld, schuilt de etherische wereld. Diep in de aarde zijn de etherkrachten actief in de midwinter. Uiterlijk schijn alles dood te zijn, maar het leven, dat de aarde bevrucht, is werkzaam. Met de sterrenkrachten zaait de hemel het nieuwe leven in de schoot van de aarde. De adventsweken zijn de tijd waarin Moeder Aarde ontvangt. En met Kerstmis wordt de aarde tot Maria en baart haar kind. Diep in het binnenste van de aarde is door de sterren een kiem van licht gewekt. Het binnenste van de aarde wordt een kribbe waarin een kind straalt. Ook deze kribbe vormt een geordend beeld. Zo als Jozef en Maria, herders en koningen en al de andere figuren om de kribbe in Bethlehem staan, zo staan om de aarde de sterrenbeelden. De beelden om de kribbe spiegelen kennelijk meer dan op de eerste oogopslag zichtbaar wordt. Hetzelfde beeld is herkenbaar in het natuurgebeuren en ook op kosmische vlak. Ook in ieder menselijke ziel speelt deze eenvoudige maar tegelijkertijd hoogverheven verhaal zich af.

Diepe concentratie, rust en devotie vormt een vereiste voor de mens die een innerlijke weg wil gaan In de kribbe van zijn diepste innerlijk, kan elke mens “Maria” worden en het eigenlijke kerstgeschenk ontvangen. Wat de mensen elkaar gewoonlijk geven met Kerstmis leidt maar al te gemakkelijk de aandacht af van de eigenlijke gaven van de Kerstnacht, die uit de etherische wereld na ons toestromen door de bijzondere geaardheid van de winterse natuur. Voor de mens in onze tijd is het mogelijk om, als wij dat zouden willen, de weg te vinden waardoor wij het christendom weer in kosmische zin leren opvatten.


Over de Kerstspelen

Verschenenen in de schoolkrant van de V.S. Oudorp, Kerstmis 1996
Auteur: P.C. Veltman (overgenomen uit het Maandbericht van de Vrije School uit Hilversum)

De Kerstspelen, zoals die ieder jaar in onze school en in andere Vrije Scholen, in opleidingsinstituten, kerken en op andere plaatsen gespeeld worden, zijn ontdekt door Rudolf Steiners leermeester in de Duitse taal- en letterkunde, professor Schröer. Schröer meende dat hij iets zeer bijzonders ontdekt had, gaf de tekst uit en schreef er een kostelijk boekje over. Sindsdien zijn er in Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk zeer veel lekenspelen gevonden, veel meer dan Schröer er in zijn tijd kende. De literaire wetenschap heeft hem in het gelijk gesteld: de spelen van Oberufer zijn verreweg de mooiste! Rudolf Steiners verdienste is zeker, dat hij deze Kerstspelen behoedde voor bijzetting van de filologische wetenschap.

Ondanks bepaalde aanwijzingen, waarover later, zijn het schilderachtige beeldkarakter en de natuurlijke eenvoud springlevend gebleven door de opvoeringen. In Schröer tijd werden de Kerstspelen in Oberufer en omgeving opgevoerd vanaf de eerste Adventszondag tot en met Driekoningen. Eerst werd het Kerstspel gespeeld, daarna het paradijsspel en vervolgens een klucht. Het Kerstspel bestond uit drie gedeelten: Jozefs tocht met Maria naar Bethlehem en de Blijde Geboorte, het Herdersspel en het Driekoningenspel. Schröer geeft een levendige beschrijving hoe de spelerstroep onder aanvoering van de "meesterzanger", die Kerstboom en ster droeg, op de grote dag uit het huis van de leermeester (regisseur) te voorschijn kwam.

Lang niet ieder jaar was het mogelijk geschikte spelers te vinden, zodat de verwachtingen steeds hoog gespannen waren. Er bestond een vaste volgorde en ook was er een vast aantal dubbelrollen.

De vrouwenrol werd door een boerenjongen gespeeld, aangezien vrouwspersonen niet op de planken mochten verschijnen. Achter de meester-zanger liep de Engel Gabriel, die in alle spelen optrad. Daarna kwamen Jozef en Maria, die ook de Eva speelde. Vervolgens verschenen de drie koningen: voorop de rode koning Melchior, die steeds ook voor God-vader in het Paradijsspel speelde, dan de blauwe Balthazar. Ten slotte Casper de Morenkoning. Hij had een zwarte lap voor het gezicht die snel verwijderd kon worden wanneer hij voor Adam moest spelen. Dan volgde de zwartbaardige Koning Herodes, die ook de overspelige schoenlapper in de Carnavalsklucht moest voorstellen. Vervolgens kwam de duivel, geheel in het zwart met horentjes en een staart. In de hand hield hij een koehoorn, waarop hij lustig toeterde. Achter hem liepen de Hogepriester en Schriftgeleerden. Vervolgens kwam de Hoofdman van Herodes. Deze moest een knappe kerel zijn, want in de klucht moest hij de even fraaie als ontrouwe kleermakersvrouw voorstellen. Maar hij had ook nog andere nevenfuncties. Volgens traditie moest hij de ster dragen en naar voren treden, wanneer de Kerstspelers een concurrerende spelerstroep van een ander dorp ontmoetten.

Men trok ook naar de naburige dorpen om te spelen. Dan ontspon zich een wedstrijd tussen de twee hoofdmannen, wie de meeste vragen van de ander kon beantwoorden. De winnaar mocht dan met zijn troep in het dorp spelen, de verliezer trok af met zijn schare. Achter de hoofdman kwam de lakei, de page en de soldaten die ook de rollen van waarden en geburen vervullen. Geheel achteraan kwamen de herders: de groene Gallus, de blauwe Witok, de rode Stichl, alsmede de ruige, stokoude Crispijn, zo dik in het bont dat hij wel een kreupele beer leek.

Wanneer de spelers zich gereed maakten, liep de duivel naar buiten. Luid toeterend nodigde hij ieder uit naar de spelen te komen; zelfs spring hij op voorbij rijdende wagens, maakte ieder aan het schrikken en bracht het dorp in rep en roer. Spoedig vulden de banken in de herberg zich met toehoorders. Men zat aan drie kanten om de open toneelruimte heen, de vierde kant was afgesloten met een gordijn, waarachter de spelers zich konden verkleden. Daarna kon het spel beginnen.

De buitengewoon belangrijke rol van de Duivel in de spelen verdient alle aandacht. Wat heeft dit vreeswekkende personage niet allemaal te doen! Weliswaar slaat hij Adam en Eva in de boeien en zet Herodes aan tot de afschuwelijke kindermoord, maar ook bewaart hij met zijn knuppel de orde in de zaal, zet tronen en stoelen neer, stoft ze keurig af, schuift ze weer weg, nodigt de spelers uit om te staan, laat hen weer zitten, geeft zwaard en mandaat aan, haalt Adams jutezak weg, maakt grappen, kortom hij is behalve duivel ook potsenmaker en vooral toneelknecht.

In deze duivelsrol ligt een even belangrijk kunstzinnig moment als een diepzinnige achtergrond filosofie. Het volmaakt-boze kan op het toneel eigenlijk niet worden uitgebeeld, het is alleen dragelijk door humor, waardoor - en vooral voor kinderen - ook ontspanning mogelijk wordt. Maar al is een geheel serieuze en onafhankelijke duivel onverdraaglijk, hij is ook onmogelijk en ondenkbaar in het licht van Gods Almacht. Hij moet dan ook een taak in het goddelijke wereld-plan hebben: de duivel is een dienaar Gods, die weliswaar steeds het boze wil, maar desondanks de goede gang van zaken bevordert; een diepe gedachte over het boze, die onder andere zeer duidelijk in Goethes Faust te vinden is. De duistere duivelsrol geeft bovendien de lichtende figuren extra reliëf.

De engel mag steeds de proloog en de epiloog spreken, dus: in eenvoudige woorden aankondigen wat men te zien zal krijgen en na afloop als echte lekenspelen verontschuldigingen aanbieden voor datgene wat men gezien heeft. Tussen Engel en Duivel, rechts en links van het toneel, speelt alles zich af. Allen in het Paradijsspel wordt een tipje van de sluier opgelicht om deze licht-duisternis polariteit in zijn oorsprong te verklaren.

Het Eigenlijke Kerstspel
De Engel Gabriel en het Jezuskind beheersen dit warme en kleurrijke spel. Het boze komt alleen om de hoek kijken bij de ongastvrije waarden. Zeer mooi gevonden is de aan het spel voorafgaande Verkondiging of Annunciatie: Maria blijft alleen achter en de Engel komt haar de blijde boodschap brengen. Daarna begint pas het eigenlijke spel met de proloog van de Engel. Liederen van de "Kompanij" sluiten elke scène af. Met uiterst sobere middelen wordt de moeizame tocht van Jozef en Maria naar Bethlehem uitgebeeld. De drie waarden waren oorspronkelijk man, vrouw en dienstmaagd. Deze laatste verwijst Jozef en Maria naar de stal. Later werden het drie aparte waarden, waarvan de namen Rufinus en Titus luiden, de boze waard heet volgens een Pressburgs manuscript Servilus

Bijzonder mooi en indrukwekkend is in het Oberufer spel, dat de Engel de ster laat neerdalen boven Maria, die de armen omhoog strekt en zo het kind naar de geest ontvangt. Jozef beleeft deze geboorte slapend mee. Er is geen pop en enig echt kind. Het kind moet men zich voorstellen. In de traditionele Kerstspelen bleef Jozef wakker en trachtte onhandig licht te maken, dat steeds weer uitging. Daardoor werd de aandacht van Maria afgeleid, die dan ineens het kind had. De middeleeuwse traditie, die Jozef vaak als een oude, kuchende stoethaspel voorstelde, is historisch niet juist en vindt ook geen steun in de Bijbel (die in die tijd ook niet gelezen mocht worden). We zullen meer van dergelijke dingen tegenkomen die dan ook niet essentieel zijn voor de spirituele kracht en het beeldende vermogen van deze Kerstspelen.

Na de geboorte komen de herders aan de beurt. Zij behoorden tot de onaanzienlijkste in het land. Zij lopen in de stoet ook geheel achteraan in Oberufer. Maar bij deze sociaal misdeelden komt de Engel het eerst. Hoe warm wordt de boodschap ontvangen en wat kost het hun weinig moeite om van hun armoedje nog iets te offeren!

Interessant is het, dat in het spel de blijde boodschap van de Engel al wordt voorbereid, doordat de oude Witok tijdens het eten over de verwachting van de Messias spreekt, hetgeen de herders al spoedig doet springen van vreugde. Meestal hadden de middeleeuwse herdersscènes grote uitvoerigheid: er waren eindeloos veel klachten over koude, wolven en slechte tijden. In het spel van Oberufer is dit duidelijk bekort. Wat wij bij de opvoering niet meer doen, is het rondlopen van de Engel op de lichamen van de slapende herders. In Oberufer mochten de herders niets laten merken. Zo maakten zij de toeschouwers duidelijk dat een Engel geen aards gewicht heeft. De tocht van de herders naar Bethlehem wordt door hun vrolijke dans ingeleid. Liederen en tekst bij de aanbidding en offering in de stal zijn van een grote schoonheid en innigheid. Het herdersspel besluit met de merkwaardige scène, waarin de oude herder Crispijn aankomt. Deze vierde herder is doof, half blind en een beetje simpel. Hij heeft het wonder gemist, een beeld voor de mens die in zijn leven de hogere impulsen niet kan vinden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten